Het beeld was wazig, onscherp. Donkere figuren en alles in een oranje/geel licht. Het leek alsof ik het van een afstand bekeek, alsof ik het alleen aanschouwde. In eerste instantie kon ik maar vaag zien dat er figuren stonden, vaag zoals je ziet wanneer je net wakker word en je ogen moeten nog wennen aan het felle licht. Na enige tijd vurig knipperen met mijn ogen om beter zicht te krijgen stopte ik, het hielp me niets. De stemmen klonken geïrriteerd. Wat was het oranje/gele licht. Kwaad door iets, of beter gezegd over iets. Opeens herkende ik de kleur de snelweg. Het duurde enkele minuten voor dat ik door kreeg dat er iemand op de grond lag. Lantarenpalen langs de snelweg hadden zo’n kleur licht. De andere stonden om hem heen. Een kreet vol pijn en angst klonk door de nachtelijke scene. Het waren allemaal mannen. De jonge die in het midden lag keek mij recht in m’n ogen aan.
‘alsjebl-ieft’ Zijn stem schokte door een trap in zijn buik. De Zilvergrijze auto achter me kwam me griezelig bekend voor. De deuren stonden open, zoals deuren openstaan als je snel een auto verlaat. In de bijrijders stoel lag een rugtas, zwart met grijze ritsen en een sleutelhanger van Micky. Mijn rugtas. Mijn auto? ‘help me alsjeblieft’ Een doffe klap, en stilte. Niet alleen de persoon die had gevraagd om hulp maar de hele scene kwam tot stilstand.
De witte lakens plakte aan mijn armen en borst van het zweet. De kamer was donker, iets verderop herkende ik de piep van een hartslagmeter die je ziet in ziekenhuizen. Duwend met mijn armen probeerde ik me te ontdoen van de dekens, toen ik er achter kwam dat mijn pols vast zat aan de rand van het ziekenhuisbed. Ik probeerde me te ontspannen door mijn hartslag weer omlaag te krijgen. Ik probeerde iemand van het ziekenhuis te alarmeren te laten weten dat ik wakker was. Mijn stem weigerde geluid te produceren, nergens kon ik een alarm vinden. De kamer tolde rond mij terwijl ik als een krankzinnige probeerde contact te maken. Met iemand, het maakte me niet uit wie. Terwijl ik mijn hoofd weer neer lag op mijn kussen werd het langzaam zwart om mij heen.
Licht flitste langs mijn ogen. De autoruit waar ik tegen aan lag besloeg met elke ademhaling. De tiewrap waarmee mijn armen achter mijn rug waren vast gesnoerd sneed in mijn polsen, en maakte het onmogelijk voor me om weer rechtop te gaan zitten. Een stekende pijn in mijn neus en bloed dat langs het raam en de deur naar beneden liep hielp me bij bewustzijn te blijven.
‘We moeten van hem af’ de stem klonk stoer maar beefde van onzekerheid. Even werd alles zwart.
‘Ik hoop toch, dat hij niet dood is’ de stem klonk diep en angstig. Mijn zicht was nog niet volledig terug alles was wazig en donker.
‘Als we snel zijn hebben we nog tijd om hem ergens te dumpen’ zei de tweede persoon die in de bijrijdersstoel zat. Voor ik me kon verzetten of kon pleiten om mij te laten leven zakte ik weer weg.
Ben zo terug – Bart
Laat een antwoord achter aan benzoterug Reactie annuleren