Tag: Sprookje

  • Een klein sprookje 2

    Lees hier het eerste deel

    De grote zaal bleef leeg in die dagen. De prins zag alleen nog maar de bedienden die hem zijn eten kwamen brengen. In de eerste dagen nadat hij het boek had gekregen, had hij geprobeerd erachter te komen van wie het gekomen was. Alleen leerde hij van de wacht buiten zijn deur, dat de koningin zich had afgezonderd in de andere vleugel van het kasteel. 

    Na een paar dagen van verveling had de prins het boek gepakt. Het verhaal ging over een koning in een land ver bij hem vandaan. Het land werd omringt door grote bergen die de vijanden tegenhielden. In de avond staken de bergen zwart af tegen de donkerblauwe lucht. Als scherpe klauwen die in de lucht staken. 
    Op een avond hoorde de koning een rommelend gekrijs uit de bergen vandaan komen. Waarna het weer stil werd. De volgende morgen kwam een bericht vanuit één van de kleine dorpen dat die nacht het halve dorp was platgebrand. Geen enkel spoor van iets of iemand te ontdekken. Door de koning werd een groep ridders gestuurd om de mensen van het dorp te beschermen. Nadat er een aantal weken verstreken waren en er nog steeds niets was gebeurd, keerde de ridders terug. Die nacht klonk opnieuw het rommelend gekrijs vanuit de bergen. En opnieuw kwam er een bericht uit een van de dorpen. Dezelfde boodschap! Weer werden de ridders gestuurd en nadat er niets gebeurde besloot de koning de ridders de bergen in te sturen, om te kijken wat er rondwaarde. Alleen een jonge schildknaap keerde terug. ‘Een draak!’ schreeuwde de jongen toen hij de poorten van het kasteel binnen strompelde. 
    De koning nam zijn beste ridders mee en ging zelf de bergen in om het land te verlossen van de draak. In de strijd met de draak kwamen alle ridders om. De koning raakte gewond, maar met zijn laatste krachten dode hij de draak. Zó moe van het gevecht, zag de koning de staart niet neerkomen en werd geraakt door een van de scherpe punten aan het uiteinde van de staart. Recht in zijn hart. 
    Het land was verlost van de schaduw die hen had geplaagd. De koning werd gevierd voor zijn heldhaftige optreden. Alle dorpen waren uitgelopen toen de koning naar het kasteel werd teruggebracht. Het land vierde die avond het leven van de koning; dankbaar dat de koning hen had beschermd. De mensen van het vredige land leefde nog lang en gelukkig.

    De prins kon niet geloven wat hij las. Hoe kon dit een antwoord zijn op zijn vragen? Wat moest hij nu met een sprookje. Tenzij zijn moeder hem had willen beschermen voor deze kennis. Was hij de koning die zich zou moeten op offeren? Een gevecht dat plaats moest vinden?

    De eerste paar keer duwde hij die gedachte weg zoals hij ook met het sprookje deed. Maar na een aantal jaren raakte hij overtuigd dat het wel waar moest zijn. 

    De minister kwam de prins zijn kamer binnen. ‘Het is zaak dat U de taken van Uw moeder overneemt’ zei hij. ‘Wij hebben Uw moeder al twee jaar niet meer gezien,’ zijn ogen keken droevig naar de prins. ‘Het is zaak dat het land een koning krijgt die zijn mensen beschermt.’

    Zo kwam de prins op zijn troon. De schaduw die over het land lag werd wat opgelicht. Maar al snel kwam die terug, toen een bericht binnenkwam dat de prins liet terugdenken aan het sprookje. Een dorpje was, vanuit het niets, afgebrand. Geen sporen ontdekt. De prins zat stil op zijn troon en staarde naar de grond. De minister, afgevaardigde en ridders zaten rond een grote tafel. Iedereen was stil. Eén van de ridders stond op. ‘Zullen wij kijken of er iets is, dat wijst op een vijand, mijn Heer?’ De prins knikte maar bleef stil. De minister stond op en liep naar de prins. ‘Mijn Heer,’ fluisterde hij ‘u maakt zich zorgen?’ De prins knikte weer. 

    De ridders kwamen terug van het dorpje, zonder enige duidelijke uitkomst. De prins had een dag daarvoor opnieuw bericht gekregen van een dorp dat was afgebrand. Het lag vlak bij de bergen. De prins besloot om met een groep ridders, zelf aftereizen naar het dorp. 

    Lees hier verder.

    Ben zo terug – Bart

  • Een Klein Sprookje 1

    “G.K. Chesterton ~ Fairy tales do not tell children dragons exist. Children already know the dragons exist. Fairy tales tell children the dragons can be killed.” ~Neal Gaiman

    Er was eens een vredig land hier ver vandaan. De koning en de koningin kregen een kindje dat opgroeide in een groot kasteel. De mensen in het land waren gelukkig. Het was voor de vijfde verjaardag van de prins, toen zijn vader verdween. Een schaduw trok over het vredige land. Het prinsje en de koningin bleven in het kasteel wonen. De koningin sloot de bovenste verdiepingen van het kasteel. 

    In de grote zaal had de minister mensen uit het hele land laten komen. Hij had gezien dat het niet goed ging met de koningin. Hij had gevraagd of er mensen waren die de koningin konden helpen met het verlies van de koning. Het prinsje zat naast de koningin en één voor één werden de mensen binnen gelaten om de koningin een voorstel te doen over hoe zij haar konden helpen. Maar bij elk voorstel leek de koningin meer haar hoop te verliezen. Er was een edelman, bij die voorstelde met de koningin te trouwen. Een boerenzoon die haar met gekke dansjes en grappen aan het lachen probeerde te maken en een groep toneelspelers die een voorstelling hadden gemaakt voor de koningin. Niets hielp. Als laatste was er een oude vrouw die voorstelde, om met de koningin te spreken over de koning en haar verlies. Maar de koningin wilde niet praten en stuurde de oude vrouw weg.  

    De zaal was leeg en het prinsje vroeg de koningin naar de koning, maar de koningin bleef zwijgen. De koningin verliet de grote zaal. Bij de deur vroeg het prinsje het óók aan een van de lakeien. ‘Ik heb je vader nooit gekend’ zei de lakei, ‘misschien de kokkin die werkt hier al heel lang’. In de keuken aangekomen rook het naar zoette cake die in de oven stond. Achteloos vroeg hij de kokkin: ‘Wat vond mijn vader lekker eten?’ Zij keek verschrikt op van het brood dat zij aan het snijden was. ‘De koning was gek op pasteitjes’ zei ze met een glimlach ‘en…’. De deur sloeg open en de koningin kwam binnen. ‘Ga naar je kamer,’ zei de koningin tegen de prins, haar toon was ijzig. Het prinsje liet zijn hoofd hangen terwijl hij de keuken uit liep. De deur sloeg achter hem dicht. Hij hoorde de koningin: ‘Ik verbied je over mijn man te spreken tegen de prins!’ 

    In zijn kamer aangekomen ging het prinsje languit op het bed liggen. Wat later kwam de koningin binnen en ging naast hem op de rand van het bed zitten. Het prinsje draaide zijn rug naar de koningin. ‘Luister…’ begon zij, ‘ik wil niet meer dat je in de keuken komt. Ik vertel je wel wat er gebeurd is met de koning als je wat ouder bent.’ Elk jaar, als de prins jarig was, vroeg hij naar de koning. Elke keer zweeg de koningin.

    Toen de prins tien jaar was geworden vroeg hij de koningin of zij wilde vertellen wat er met de koning was gebeurd. ‘Ik wil er niet over praten!’ zei ze, draaide zich om, verliet de kamer en draaide de deur op slot. Op een dag zat er bij zijn ontbijt een cadeau. Er zat een briefje bij. In sierlijke letters stond er op het briefje: omdat je zoveel vragen hebt.

    lees hier verder

    Ben zo terug – Bart