De grote zaal bleef leeg in die dagen. De prins zag alleen nog maar de bedienden die hem zijn eten kwamen brengen. In de eerste dagen nadat hij het boek had gekregen, had hij geprobeerd erachter te komen van wie het gekomen was. Alleen leerde hij van de wacht buiten zijn deur, dat de koningin zich had afgezonderd in de andere vleugel van het kasteel.
Na een paar dagen van verveling had de prins het boek gepakt. Het verhaal ging over een koning in een land ver bij hem vandaan. Het land werd omringt door grote bergen die de vijanden tegenhielden. In de avond staken de bergen zwart af tegen de donkerblauwe lucht. Als scherpe klauwen die in de lucht staken.
Op een avond hoorde de koning een rommelend gekrijs uit de bergen vandaan komen. Waarna het weer stil werd. De volgende morgen kwam een bericht vanuit één van de kleine dorpen dat die nacht het halve dorp was platgebrand. Geen enkel spoor van iets of iemand te ontdekken. Door de koning werd een groep ridders gestuurd om de mensen van het dorp te beschermen. Nadat er een aantal weken verstreken waren en er nog steeds niets was gebeurd, keerde de ridders terug. Die nacht klonk opnieuw het rommelend gekrijs vanuit de bergen. En opnieuw kwam er een bericht uit een van de dorpen. Dezelfde boodschap! Weer werden de ridders gestuurd en nadat er niets gebeurde besloot de koning de ridders de bergen in te sturen, om te kijken wat er rondwaarde. Alleen een jonge schildknaap keerde terug. ‘Een draak!’ schreeuwde de jongen toen hij de poorten van het kasteel binnen strompelde.
De koning nam zijn beste ridders mee en ging zelf de bergen in om het land te verlossen van de draak. In de strijd met de draak kwamen alle ridders om. De koning raakte gewond, maar met zijn laatste krachten dode hij de draak. Zó moe van het gevecht, zag de koning de staart niet neerkomen en werd geraakt door een van de scherpe punten aan het uiteinde van de staart. Recht in zijn hart.
Het land was verlost van de schaduw die hen had geplaagd. De koning werd gevierd voor zijn heldhaftige optreden. Alle dorpen waren uitgelopen toen de koning naar het kasteel werd teruggebracht. Het land vierde die avond het leven van de koning; dankbaar dat de koning hen had beschermd. De mensen van het vredige land leefde nog lang en gelukkig.
De prins kon niet geloven wat hij las. Hoe kon dit een antwoord zijn op zijn vragen? Wat moest hij nu met een sprookje. Tenzij zijn moeder hem had willen beschermen voor deze kennis. Was hij de koning die zich zou moeten op offeren? Een gevecht dat plaats moest vinden?
De eerste paar keer duwde hij die gedachte weg zoals hij ook met het sprookje deed. Maar na een aantal jaren raakte hij overtuigd dat het wel waar moest zijn.
De minister kwam de prins zijn kamer binnen. ‘Het is zaak dat U de taken van Uw moeder overneemt’ zei hij. ‘Wij hebben Uw moeder al twee jaar niet meer gezien,’ zijn ogen keken droevig naar de prins. ‘Het is zaak dat het land een koning krijgt die zijn mensen beschermt.’
Zo kwam de prins op zijn troon. De schaduw die over het land lag werd wat opgelicht. Maar al snel kwam die terug, toen een bericht binnenkwam dat de prins liet terugdenken aan het sprookje. Een dorpje was, vanuit het niets, afgebrand. Geen sporen ontdekt. De prins zat stil op zijn troon en staarde naar de grond. De minister, afgevaardigde en ridders zaten rond een grote tafel. Iedereen was stil. Eén van de ridders stond op. ‘Zullen wij kijken of er iets is, dat wijst op een vijand, mijn Heer?’ De prins knikte maar bleef stil. De minister stond op en liep naar de prins. ‘Mijn Heer,’ fluisterde hij ‘u maakt zich zorgen?’ De prins knikte weer.
De ridders kwamen terug van het dorpje, zonder enige duidelijke uitkomst. De prins had een dag daarvoor opnieuw bericht gekregen van een dorp dat was afgebrand. Het lag vlak bij de bergen. De prins besloot om met een groep ridders, zelf aftereizen naar het dorp.
Ben zo terug – Bart
Geef een reactie