De grote groep mensen van de afdeling zetten zich zelf op beide benen en in de benen, naar de kantine. De computers brommend alleen achter latend. Wit en grijs, de industriële plafonds, het matglas dat de buitenwereld zover weg doet lijken en de constante eenzijdige gesprekken van de medewerkers. Telefonistes, telefonische verkopers, Sales: de “meiden van de verkoop” zo werd er door managers achter de kantoordeuren, met ruime bureaus en doorzichtige ruiten, over hen gesproken. Achteraan in de lijn Alice, alles behalve in Wonderland. Daar waar de rij, aan het einde van de gang linksaf sloeg liep Alice stil naar rechts. Het gebouw uit, linksaf het terrein af, de straat over een klein park in waar ze stil kon zitten en haar lunch kon eten.
Uit haar tas haalde ze haar rode broodtrommel en een klein boekje, voorzichtig balanceerde ze het boekje op haar schoot terwijl ze haar broodtrommel opende en naast zich op het bankje zette.
Haar collega’s hadden haar al meerdere keren gevraagd of ze niet samen met hen wilde eten. Alice had niet geweigerd maar gezegd ‘misschien een volgende keer.’ Niemand had verder gevraagd of geprobeerd er achter te komen waar Alice naar toe ging tijdens de pauzes die ze hadden. Er was simpelweg niet genoeg tijd om achter iemand aan te lopen. Wie dan ook.
Met rechter hand pakte ze een boterham uit de broodtrommel en met haar linker opende ze het boekje op haar schoot en sloeg de bladzijden om tot ze bij hoofdstuk één aangekomen was en begon te lezen.
“Toen ik een jaar of zes was, zag ik op een keer een prachtige plaat in een kinderboek over het oerwoud, dat ‘Ware Verhalen’ heette.”
De bladeren aan de grote eik achter haar leken door de wind te worden gedwongen haar een ovatie te geven, vlak voor de wind helemaal ging liggen. Zonder er erg in te hebben at ze haar boterhammen en bleef ze rustig door lezen.
‘Mevrouw?’ een klein meisje met blonden haren tikte haar zacht tegen haar hand. ‘Mevrouw, dat boek dat u leest heb ik ook thuis, en mijn moeder zegt dat ze vanavond gaat beginnen. Waarom leest u een boek voor kinderen?’ Alice glimlachte, en sloot het boek met een vinger tussen de bladzijde.
‘Sommige grote mensen lezen moeilijke boeken omdat ze dat leuk vinden’ ze bedacht het antwoord tijdens het spreken. ‘en sommige mensen… lezen boeken omdat ze dingen willen leren.’
‘Maar dat vroeg ik niet.’ Zei het meisje terwijl ze haar armen over elkaar vouwden.
‘Dat klopt,’ zei Alice. ‘De meeste mensen volwassenen lezen boeken voor grote mensen, maar dat doen ze omdat ze volwassen zijn.’
Het kleine meisje trok haar wenkbrauwen op en vroeg ‘Maar u bent toch ook volwassen?’
‘Ja dat klopt. En toch, lees ik kinderboeken. Ken je Alice in Wonderland?’ Het meisje knikte en liep naar de andere kant van het bankje om naast Alice te gaan zitten. ‘Alice valt in slaap en dan komt ze in een andere wereld, toch?’
‘Ja’ zei het kleine meisje en nogmaals ‘Ja, dat is zo.’
‘Alice komt in die wereld om dat de onze saai is en omdat ze zich verveeld. Daarom is het een leuk boek omdat ze allemaal gekke dingen mee maakt die in het echt niet zouden kunnen, toch?’
‘Ja, ik denk dat dat niet kan.’ Alice glimlachte.
‘Dus deze wereld is niet zo interessant als die in de kinderboekenwereld.’ Het kleine meisje keek naar de grond opende haar mond om iets te zeggen en sloot haar mond weer om daarna te vragen. ‘Waar gaat het verhaal van De Kleine Prins over?’
‘Over een kleine prins. Maar als ik nu al ga vertellen waar het over gaat is vanavond de verrassing weg.’
‘Kunt u het niet een klein stukje vertellen?’ Met hoopvolle ogen keek ze Alice aan.
‘Oké, een klein stukje dan. De Kleine Prins gaat over een prinsje van een andere planeet die op aarde komt en op een andere manier naar de wereld kijkt.’
Even keek het meisje naar de eendjes die op het brood waren afgekomen, dat een oudere meneer voor hen had neer gegooid. ‘Net als jij’ zei ze, ‘jij bent een grootmens dat kinderboeken leest. Jij kijkt ook anders naar de wereld.’
‘Ik lees kinderboeken omdat ik in een kantoor werk dat grijze muren heeft en witte plafonds en matglazen ramen en omdat kinderboeken mij dat even laten vergeten en een beetje kleur terug brengen.’
‘Alice!’ een stem van de andere kant van het park riep en nogmaals. ‘Alice!’
‘O, mijn moeder’ zei het kleine meisje. ‘ik moet weg, doeg!’
Nog tijdens het spreken stak Alice haar hand omhoog en keek haar naamgenoot na.
Ben zo terug – Bart
Geef een reactie