De houten vloer kraakte toen ik de eerste stap in de donkere gang zette. Een heldere stem kwam vanuit de slaap kamer ‘bent u daar?’. De gordijnen in de woonkamer waren nog gesloten. ‘Sorry dat ik zo laat ben’ ik zei het zonder er verder bij na te denken. Ik drukte het licht aan in de gang en opende de slaapkamer deur. ‘Goede morgen, heeft u lekker geslapen?’. Haar wenkbrauwen fronste naar mij; ‘sorry hoef je niet te zeggen.’ zei ze bits. De glimlach brak door haar gespeelde verontwaardiging. ‘Jullie hebben het al zo druk’. Een grande dame zat half rechtop in bed. De grijze haren hingen los langs haar gezicht en de wit-roze nachtjapon was zo’n twee maten te groot. ‘Maar ik heb goed geslapen hoor. Een wilde nacht, dat zie je wel’ zei ze wijzend op naar haar hoofd. ‘Ik heb er nog iets van proberen te maken…’ mompelend voegde zij er aan toe ‘vandaag en jonge broeder op bezoek’.
Ik had haar naar de rand van het bed geholpen, waar ze nu zat met haar benen bungelend boven de vloer. ‘Douchen’ zei ze vanuit het niets en greep naar de bediening van het bed om deze te laten zakken. ‘wilt een stoel?’ ik vroeg het sarcastisch. ‘Ik ben geen tachtig!’ zei ze beledigt terwijl ze haar neus op trok. ‘Nee dat is waar, u bent in de negentig’. Ze pakte mijn arm en trok zich omhoog terwijl ze zei, ‘ik ben een dame’. ‘Daar heb ik zo mijn twijfels over…’ haar lach galmde door de gang. ‘loop eens een beetje door!’ zei ze ‘wie is hier wie nou aan het helpen?’ voegde ze er nog aan toe.
Terug in de kamer na het douchen zat ze op een keukenstoel recht voor de televisie. Ik had de taak gekregen haar haren te kamen en op te steken. Ze zette de tv aan op het nieuws. Haar kleine kamer was aan één kant een want vol met boeken. Op het tafeltje bij haar luie stoel lag het laatste boek van Arthur Japin open op een stapeltje met Per Olov Enquist en Ingrid Jonker. Het nieuws opende met een aanslag in Amerika. Achtenvijftig doden en meer dan tweehonderd gewonden. De monotone toon van de nieuwslezer verraadde op de één of andere manier meer van zijn emoties dan de bedoeling was. Nog voor het nieuws verder ging zette zij het af. Haar schouders hangend en haar hoofd gebogen.
Een traan rolde over haar wang toen zij haar hoofd hief. ‘Ik ben vaak bang weet u?!’ het klonk bijna kinderlijk. Opeens was ik de volwassene, moest ik de vragen beantwoorden. ‘Hoe moet het verder?’ vroeg ze. ‘Ik denk dat we worden opgehitst door mensen die nog banger zijn dan wij…’ mijn stem stopte, teveel gedachtes zonder enig antwoord. ‘Aan het eind van de tweede wereldoorlog werd er op een zelfde manier door de Duitsers op mensen geschoten op de Dam. Dat was aan het einde van een oorlog. Een spasme, een nawee. De oorlog moet nu nog beginnen’.
Ben zo terug – Bart
Geef een reactie