De storm in zijn hoofd bereikte zijn piek tegen de middag. Zijn lichaam was rusteloos en het koste hem alle zelfbeheersing die hij in zich had om stil achter zijn bureau te blijven zitten. Eindeloos traag tikte de klok zijn seconden en minuten. Zijn voet tapte op de vloer, het potlood in zijn hand speelde tussen zijn vingers en de dag vervloog onproductief. Op weg naar huis speelde zijn zelfbeheersing opnieuw een grote rol, de drukte op de weg maakte het er niet beter op. Daarna de boot. Overvloedig met de grijze maat pakken die de wereld leken te bestieren.
Hij stopte de auto abrupt op de oprit voor zijn huis. Met iets teveel woede smeet hij de deur van zijn auto dicht en paradeerde naar binnen. Er was niemand thuis, zijn vrouw was nog aan het werk en had hem laten weten dat zij laat zou zijn. Hij probeerde zich van zijn frustratie te ontdoen maar het lege huis en niemand om zijn gedachte mee te delen zorgde er alleen maar voor dat zijn brein op hol bleef slaan. Om iets te doen drukte hij de versterker van zijn stereo aan. Hij haalde een album tussen zijn platen vandaan en voorzichtig legde hij het zwarte vinyl op de platenspeler en zette de naald op de plaat. Het stof kraakte door de boxen voor het album begon. De eerste tonen van het Hendrix klonken en hij draaide de volume knop bijna volledig open.
De wind trok aan en de grijze wolken pakte zich samen boven het eiland. Al halverwege het eerste nummer drukte hij de versterker uit en met een donkere tik viel het geluid weg en tilde hij de naald van de plaat. Schuivend langs de keuken zette hij zijn lege koffiekop op het aanrecht. In de gang trok hij zijn jas aan. Zonder er bij stil te staan wat hij aantrok liep hij met grote passen de deur uit. De wind begon met het trekken aan zijn haren die hij ’s morgens keurig in model had gebracht. De windvlagen die hem voortduwde, over het ongebruikte fietspad, waarna hij uiteindelijk, door de duinen het open strand opliep. De wind kwam nu van zijn rechter kant en hij trok de kraag van zijn jas omhoog om deze tegen te houden.
Hij draaide zich zodat de wind weer in zijn rug blies en begon te lopen. Zacht mompelend zette hij zijn stappen. De grijze wolken leken steeds dichter naar de aarde te trekken en de wind die nog sterker was geworden trok niet meer alleen aan zijn haren maar ook aan zijn jas en broek. Hij voelde de zandkorrels die door zijn schoenen omhoog werden gegooid tegen zijn broekspijpen. Alsof de wind de wereld aan het zandstralen was. Toen hij zijn hand door zijn haren haalde om deze uit zijn ogen te wrijven, voelde hij de kleine korreltjes op zijn schedel. Een grote hoeveelheid zand verzamelde zich in zijn schoenen, maar met elke stap die hij deed en met elke windvlaag die zijn haren opnieuw vanachter zijn oren los trok, verloor hij een beetje van zijn woede. En werd het beeld weer helderder.
Opnieuw stopte hij abrupt, keek op zijn horloge en zag de schuimkoppen op de grote donkere grijs-blauwe golven. Het zand leek als een mist die de wereld iets minder helder maakte. Hij moest nog terug. Hangend in de wind stapte hij voort, rustiger. Zijn vrouw kreeg eten, hij moest het zelf nog klaar maken. Pizza, dacht hij voor vandaag, lekker makkelijk.
Thuis zette hij de oven aan, draaide de volumeknop naar beneden om door dezelfde plaat de kamer te laten vullen met geluid. Schonk zichzelf een glas rode wijn in en ging op de bank zitten luisteren.
Ben zo terug – Bart