Tag: reis

  • Gesprek Onderweg #1

    Thijs begint wat zenuwachtig op zijn briefje te lezen. Ik weet al wat er komen gaat, maar ik laat hem.
    ’Hier moeten we de trein uit en overstappen’ Thijs kijkt op van zijn handschrift.
    ’lichtelijk paranoïde tijdens het reizen?’ ik trek mijn wenkbrauwen op met een grijns.
    ’Ik wil gewoon zeker weten dat we de goede kant op gaan, is dat zo gek?’ Thijs pakt zijn rugtas uit het bagagerek en hijst hem op zijn rug.
    ’Hebben we nog iets vergeten, kijk even goed’ zegt hij in het algemeen tegen de coupe, als hij zijn eerste stappen zet richting de deuren van de trein.
    ’niets vergeten.’ is mijn korte antwoord als ik hem achterna loop. Het is een stoffig klein stationnetje op ongeveer één uur van onze bestemming.
    ’Ik hoop dat er een automaat staat waar we wat drinken kunnen halen ik kan wel wat gebruiken.’ Het perron stelt me niet teleur.
    ’We hebben tien minuten voor onze trein er is’ zegt Thijs zijn briefje raadplegend. Hij is alvast gaan zitten op een bankje terwijl ik voor ons wat uit de automaat haal. Ik slenter terug naar Thijs die nog steeds op zijn briefje zit te lezen, en geef hem een kus. ’ik hou van je.’ Zeg ik als ik hem zijn flesje drinken geef.
    ’Waar was dat goed voor? ‘Hij kijkt me aan.
    ’zo maar.’ Er komt een man richting ons gelopen, Thijs pak zijn rugtas van de bank en zet hem tussen zijn benen. Als in een spiegel gereflecteerd staan onze tassen, identiek zijn ze, we hebben ze voor deze reis gekregen van mijn ouders.
    ’Gaan we naar het centraal station?’ vraag ik Thijs.
    ’Nee we stappen twee stations eerder uit dan zijn we vlakbij ons hotel, kunnen we eerst even alle spullen wegbrengen.’ De man kijk op naar mij alsof hij wil zeggen ik versta jullie. ’daar is onze trein.’ Thijs pakt zijn rugtas en staat op nog voor de man iets kan zeggen.
    ’Jullie komen uit Nederland?!’ zegt de man die naast ons op het bankje zat, terwijl hij ook opstaat voor de trein. Hij zegt het eerder als vaststelling dan als vraag. Zijn accent is Italiaans maar je kan goed horen dat hij uit Nederland komt.
    ’Ja, u klinkt alsof u ook uit Nederland komt’ Zeg ik tegen de man hij loop met ons mee richting de deuren die ondertussen open zijn gegaan. Hier en daar komt een verdwaalde reiziger de trein uit gestapt.
    ’Ik ben opgegroeid in Nederland maar ik woon nu zo’n twintig jaar hier.’ Zijn zwarte lange gewaad is nagenoeg zonder kreukels.
    ’U bent pastoor?’ Vraag ik met enige twijfel in mijn stem.
    ’Laten we het zo noemen.’ Zegt de man. De trein is nagenoeg leeg en we vinden een plaats voor vier personen. Ik ga naast Thijs zitten en kijk hem wat hulpeloos aan. Het eerste wat ik denk is, wanneer gaat deze man ons proberen te redden?
    ’Het spijt me, laat ik mij voorstellen mijn naam is Thomas.’ Zegt de man en Schud ons om beurten de hand.
    ‘Aangenaam, Thijs. En ik ben Max’ Zeg ik zo zelfverzekerd mogelijk.
    ‘Zijn jullie vrienden?’ Vraagt Thomas. Nu is het mijn beurt om het antwoord te geven. ‘Laten we het zo noemen.’ Zeg ik met enig zelf genoegen voor Thijs kan reageren. Hij kijkt mij aan met een blik die me duidelijk moet maken dat wat ik nu doe echt niet kan. Thomas glimlacht.
    ‘Wij hebben een relatie.’ Verbeterd Thijs. Hij is hier veel beter in als ik, hij heeft meer ervaring. Bij mijn slaan alle alarmbellen aan in dit soort situaties. Thomas kijkt geïnteresseerd mij kant uit, alsof hij ziet wat ik denk.
    ‘Waar zijn jullie vandaan gekomen?’ Vraagt hij. Thijs neemt het voortouw
    ‘We zijn uit Viterbo gekomen het is vandaag de derde dag van onze reis.’
    ’Laat me raden’ zegt Thomas ’Jullie zijn op weg naar Rome, is het niet.’ ik knik.
    ’We willen een aantal dingen bezichtigen voor we verder reizen, het Vaticaan staat onder andere op het programma.’ ik kijk Thijs aan als hij de rest van de plaatsen op noemt die we gaan bezichtigen.
    ’Zijn jullie gelovig?’ vraagt Thomas, aan mij om me meer bij het gesprek te betrekken. Alarm, dit was precies de opening waar hij op heeft zitten wachten.
    ’Ik niet, maar Thijs is opgegroeid binnen een katholiek gezin.’ zeg ik zodat zijn aandacht weer op Thijs gevestigd is.
    ’Mijn ouders zijn katholiek, ik ben niet meer gelovig.’
    ’Niet meer?’ vraagt Thomas om verduidelijking.
    ’Ik heb niets tegen het geloof of gelovigen, ik heb alleen gekozen om alle last waar ik mee opgezadeld werd niet mee te dragen.’ Ik kijk van Thomas naar Thijs en terug, enige trots kan ik niet onder drukken.
    ’Ik kan het me voorstellen’ zegt Thomas. Die had ik even niet zien aankomen.

    Ben zo terug – Bart

    lees verder 

  • Afspraak op centraal station

    Nog voor hij aan kwam, was hij al te laat. Het spoor leek hem tegen te werken. Het uren durende perron kwam eindelijk tot een eind. Om na korte tijd zich weer te vullen voor een volgende reis. De omgeving snel, vol emoties die hij in de tijd niet plaatsen kon. Zijn haast. Er werd gerend, gegild en omgeroepen. Tassen werden mee gesleept. Naast zijn oor, de gesproken litanieën van een ongekende taal. De stappen van een geremd persoon. Op het automatisch voort bewegend trap-transport. Kort zijn adem, een koffer blokkeert de voortgang. Tot de laatste tree. Als een kudde vrijgelaten, waaiert zij uiteen. De gehaaste stappen die hij zetten richten zich tot zijn gewenste plaats. Nog voor hij die bereiken kon trilde zijn telefoon. Een bericht van een gestrande reiziger.

    “Ik ben te laat, ik kom zo meteen.”

    Zijn stappen vertragen, er is nog tijd. Zijn ogen lezen de weerspiegelde haast die hij eerder in zijn borst kon voelen, nu is zij buiten zijn lichaam getreden. Hij kijkt naar haar, en leest haar in iedere persoon die hem in zijn voortgang voorbij streeft. Pas als hij zijn standplaats heeft gevonden is zijn haast niet meer. Zijn adem verstild en langzaam lijkt hij uit het publiek te verdwijnen, zijn ogen zijn alleen nog daar.

    Tikkende hakken, bonte jassen, schaterlach en damestas. Een man zit verstild te drinken, zijn pet is verschoven en zijn jas, scheef. Zijn schoenen hebben meer gelopen dan hij lijkt te hebben geleefd. Totaal van alle hectiek verlaten. De grote hal een uitgangspunt. Halve haantjes die elkaar daar ontmoeten, afscheidnemende geliefde alles in bedompte taal. Dan spreekt een stem vanuit de hemel en schept enige orde in dit heelal. Vluchtig, lopen er wat mensen. Opeens een duidelijke weg. Een grote rugtas stort ter aarde, zijn eigenaar zakt langs een pilaar ineen. Vermoeid door zijn gewichtig reizen, drinkt hij uit een oude fles wat water. Steunend op zijn wandelstok baant een oude man zijn weg. De glimlach laat zijn gezicht herleven, bij de aanblik van dit feest.

    Een groepje mannen, konijnenoren. Een steelse blik naar kont, borst of dij. Twee handen die zich verstrengelen ongebroken in de rij naar buiten, hordes mensen. Een eindeloze stroom. Of er steeds meer mensen gaan dan komen.

    Een nieuw bericht haalt hem uit zijn kijkende trance.

    “Ik ben daar over 10 minuten.”

    Ben zo terug – Bart