Tag: Mensen

  • 6 januari 1988 en het nu

     

    ‘Toen we gebeld werden was David al verdwenen. Hij was in een kunstmatig coma gebracht. De artsen waren bezorgt over het hoofdletsel en wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Om hem te helpen genezen werd hij onder zeil gehouden. David heeft het nog twee weken vol gehouden. Ik ben tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis steeds bij hem geweest. Eén van de artsen vertelde mij dat het goede effecten bleek te hebben als de familie tegen een persoon in coma spreekt.
    In die twee weken heb ik alles wat ik altijd al had willen zeggen, met hem gedeeld. Voor ik ging slapen las ik verhalen en boeken voor. Mijn oudste broer, mijn ouders en ik bleven om beurten bij hem, om hem gezelschap te houden.

    Het moet een uur of negen zijn geweest zijn. Onze ouders waren een halfuur daarvoor naar huis gegaan. Voor het eerst in een paar weken leek het beter te gaan. Mark, mijn oudste broer, had een afspraak die hij niet nog een keer kon afzeggen. Voor die avond had ik een bundel gedichten mee genomen. Een telefoon ging over op de gang. Een verpleegster binnen kwam om te zeggen dat het voor mij was. Het waren mijn ouders, zij waren veilig thuis gekomen en dat zij de volgende dag om tien uur weer in het ziekenhuis zouden zijn. Ik sloeg het boekje open en begon voor te lezen.

    “Gevoel

    Ik zal op pad gaan in het zomers avondblauw,
    Geprikt door korenaren over dun gras lopen:
    Verdroomd zal ik mijn voeten drenken in de dauw
    En ik zal door de wind mijn haren laten dopen.*”

    Nog voor ik aan de tweede strofe kon beginnen begon alles te piepen. Een horde dokters en verpleegkundigen kwamen het kleine kamertje binnen hollen.’

    ‘Mevrouw, ik wil u niet onderbreken. Ik moet u vragen of u uw verhaal wilt focussen op wat er hier gebeurd is.’
    De jonge agent voor mij probeert mij gerust te stellen maar de dertig andere personen op de pont moeten, over het hele gebeuren, ook nog worden ondervraagt.
    ‘Ik stond achter op de pont, uit te kijken over het Ij richting de stad. De lichten van de stad verwijderden zich van mij, toen ik wat geschreeuw van de andere kant van de pont hoorde komen. Of ik nu dacht dat er iets over homoseksualiteit werd gezegd of dat het later was toen ik dichterbij kwam, weet ik eigenlijk niet meer. De man in het leren jack lag al op het dek van de pont toen ik het gehele beeld kon overzien. De man die over hem heen stond gebogen, begon hem in zijn gezicht te trappen. Ik probeerde hem bij de op het dek liggende man weg te krijgen. Gelukkig was ik niet de enige, die de twee die werden aangevallen, te hulp te schoten.’ Ik kon de tranen niet meer voor mijzelf houden. De gedachte aan mijn broer en de situatie waarin wij hem terug kregen, is mij altijd bij gebleven.
    ‘Mag ik u vragen? Wat is er met uw broer gebeurd?’ de agent kan zijn ogen niet van de grond krijgen op het moment dat hij het mij vraagt.
    ‘Hij is overleden aan zijn verwondingen, die hij in een zelfde situatie als vanavond zou moeten hebben gekregen.’
    ‘Het spijt mij mevrouw.’
    ‘Het is goed.’
    ‘Hoe eindigt het gedicht eigenlijk?’

    “Elk woord, elke gedachte zal me dan vergaan:
    Maar weidse liefde zal zich in mijn ziel verbreiden
    En als een vagebond zal ik ver, heel er gaan
    Door de Natuur – verblijd alsof een man me leidde.*”

    ‘Het is eigenlijk vrouw, in plaats van man. Maar voor mijn broertje mag een kleine aanpassing.’

    Ben zo terug – Bart

    *Arthur Rimbaud, Nederlandse vertaling Paul Claes

     

  • Festival gedachtes en observaties

     

    De dame naast mij vóélt de muziek maar lijkt wat ongemakkelijk met de hele situatie. Haar ogen sluiten zich en haar lichaam beweegt zich op de muziek, glimlacht. Haar vriend achter haar staat verstilt te luisteren.

    De set is klaar, het podium ontruimd voor een nieuwe act. Het witte licht in de zaal dood de magie.

    Blues: Over gierende gitaren heen zingt een zanger hoe stil het is geweest.

    Er lopen een heleboel excentrieke individuen, met allemaal dezelfde baard.

    Opgaand in de muziek, met vijfduizend mensen en toch zo speciaal, dat iedereen het gevoel heeft dat de band alleen voor jou speelt.

    ‘Dit is een festival waar zo’n meisje haar vriendje mee naar toe sleept, omdat zij kaartjes heeft gekocht voor een artiest die zij van één liedje kent’
    ‘Ja, inderdaad. Dat zij, als hij ’s morgens voor de kast staat zegt: “Anders doe je even leuk je alternatieve trui aan”.’

    Van rijmbaar ritme tot monotone melodie…
    Van klein begin tot extase in een wilde kakofonie.

    De locaties zijn geweldig, de muziek alleen niet zo goed.

     

    Ben zo terug – Bart

     

  • Gebroken werkelijkheid 2\2

    De man die tegenover haar zat had haar vragend aangekeken toen zij even opkeek van de foto. Het had haar ongemakkelijk gemaakt. Ze kon op dat moment haar stem niet vinden en liet haar ogen snel zakken. de foto’s terug in haar agenda en deze terug in haar tas. Nog steeds waren haar ogen op de grond gericht. In haar hoofd bleef het gezicht van Stephen rondspoken.

    De supermarkt liep vol met mensen, het was warm en de meeste barbecues zouden die avond worden opgestookt. Er werd vlees gekocht en stokbroden, kruidenboter en sla. Mijn karretje was volgeladen met drinken, chips en ander lekkers voor míjn visite. Toen kreeg ik een bericht van een vriend die helaas niet kon komen. In de bijlage zat een foto van Rufus Wainwright onderuit gezakt op een bank, zwoel in de lens kijkend met het bijschrift “Gefeliciteerd lieverd” en een knipogend gezichtje.

    Hij had met grote nieuwsgierigheid het rolletje uit het toestel afgeleverd bij de fotozaak. Wie zou hij te zien krijgen na het ontwikkelen van de plaatjes. Het koste hem grote moeite om zijn enthousiasme niet te laten ontsnappen. De dag dat hij de foto’s op kon halen was zijn hoofd gevuld met verhalen over wat hij te zien zou krijgen en wie. Toen hij in de zaak kwam zei de eigenaar tegen hem dat hij niet zeker wist wat er precies met de foto’s was, maar dat het verhaal daarachter hem intrigeerde. Vooral omdat de eerste foto’s dermate anders waren als de plaatjes die verstild waren op het laatste deel van het rolletje. Hij betaalde de man en zei dat hij het nog wel eens kwam vertellen als hij er zelf meer van wist.

    Ondertussen bedacht zij wat de man tegenover haar had gezien. Van haar eigen visie kon zij het zien, ze wist waarom zij de foto’s had gepakt, wat er met haar gebeurde en waarom. Vanuit het gezichtspunt van de man tegenover haar was het moeilijk te begrijpen. Het hield haar bezig. Graag had zij hem willen zien kijken naar het meisje tegenover zich en zijn uitdrukkingen geobserveerd. Het zou interessant zijn geweest om het verhaal van twee kanten te kennen, nu bleef het alleen haar eigen verhaal.

    Ongewild glimlachte ik om de foto. Ik las zijn excuses voor het late afzeggen. Mijn gedachten waren bij hem terwijl hij ontdekte dat hij niet op mijn verjaardag kon komen en hij in wilde paniek achter zijn laptop sprong om iets voor mij te maken dat mij doet glimlachen, al was het maar voor even. Hij weet heel goed dat ik het geen probleem vind als er niemand komt, lekker rustig. Met een volle boodschappentas loop ik naar huis en probeer alles in mijn koelkast te krijgen. Na mijn strijd met de boodschappen zet ik de ramen open, zet alle spullen klaar en in afwachting ga op de bank zitten. Alleen, wachtend op visite.

    De foto’s lagen over de grond voor hem uitgespreid. De eerste foto van het rolletje lijken bladeren maar zijn zo overbelicht en bewogen dat het onmogelijk is te achterhalen wat er werkelijk op de foto staat. Een paar zijn er van een terras, het is mooi weer en de mensen lijken het leuk te hebben. De enige foto die er uitspringt is die van een stel. Haar blonde haar is opgestoken en een krullende lok is op haar schouder gevallen terwijl zij de man kust op zijn wang, deze kijkt uitdagend de lens in. Haar arm die om zijn nek geslagen is lijkt hem nooit meer te willen loslaten. Het lijkt of de tuin die hen omringt klein is, het voelt intiem. De camera observeert niet, hij is onderdeel van, doordat de man recht door de lens vanaf de foto in je ogen kijkt. Alsof hij wil zeggen: “Wat wil je van mij!”

    Ben zo terug – Bart

  • Gebroken werkelijkheid 1/2

     

    “U heeft een bericht van Dirk” laat mijn laptop mij weten als ik hem heb opgestart. Wie Dirk is mag Joost, die ken ik eigenlijk ook niet, weten. Uit nieuwsgierigheid klik op de link die mij doorvoert naar facebook. Enkele andere berichten wachten daar op mij. Het is een felicitatie. Mijn verjaardag is een groter festiviteit op het internet dan het in de werkelijkheid is.

    Hij had het fototoestel gevonden ergens achterin de kringloopwinkel onderop een plank met andere spullen waar afstand van gedaan was. Het was zo’n camera die nog op rolletjes werkte, groot en lomp van een andere tijd. Met veel meer klasse en stijl dan die van tegenwoordig. Hij had het in zijn handen gehouden, het toestel gevoeld. Het was zwaar, een gewichtig apparaat dat gemaakt was voor serieuze zaken. Niet dat er niet mee gespeeld mocht worden, het kon tegen een stootje, maar gemaakt voor echte fotografie.

    Bijna had zij haar trein gemist. Haar eerste trein had vertraging opgelopen op een station dat enkelspoor had. De treinen kruisten elkaar op het station en door een sein storing moesten zij wachten op het station. Gelukkig kon ze zitten, met een rood gezicht was ze binnen komen stormen ondanks de drukte was er plaats in de coupe. Ze had haar tas geopend en de foto’s uit haar agenda genomen. De man tegenover haar staarde naar haar, alsof hij probeerde te zien wat er met haar zou gebeuren. Het maakte haar oncomfortabel om op deze manier naar haar verleden te kijken. Het voelde naakt.

    Ik scrol wat door mijn tijdslijn die gevuld is met filmpjes van kittens en baby’s, meningen over van alles en nog iets meer en interessante nieuws stukken uit de krant, die door een like van de eigenaar ook op mijn tijdslijn verschijnen. Ik hoef niet te weten wat iemand leuk vind en zeker niet wat iemands mening is over Geert Wilders of andere mensen. Ik heb er niets mee en ik vind het totaal irrelevant in mijn leven. Als ik op het punt sta uit te loggen, verschijnt er een mededeling in beeld: Een vriendin die ik al een tijd niet gesproken heb heeft ook een bericht achter gelaten.

    Een laag stof bedekte de camera. Dat was eigenlijk wat hem het meeste intrigeerde, een ongebruikt gebruiksvoorwerp. Dat was de reden dat hij het had opgepakt, om te zien of het stuk was. Toen hij door de lens keek om te zien of daar iets mis mee was, zag hij wat stofjes die gedurende de jaren naar binnen waren gedrongen verder was alles helder. Hij focuste op een oude platenspeler en drukte de foto af. Terwijl hij doordraaide merkte hij dat er nog een rolletje in het apparaat zat. Zonder enige reden, zonder dat hij het nodig had of echt wilde hebben, besloot hij het fototoestel mee te nemen.

    Die naaktheid, had niets met de foto’s te maken het waren kiekjes, momenten van geluk en vriendschap en liefde. Er was maar één foto waar Stephen opstond. Ze probeerde terug te halen wie die foto zou hebben gemaakt. Maar na eenentwintig jaar nieuwe herinneringen was het moeilijk om deze uit het moeras der vergetelheid op te dreggen. Het maakte haar melancholiek, neerslachtig maar gek genoeg niet op een negatieve manier. Er was steeds een onderliggende vreugde voor dat wat was geweest. Ze kon met grote moeite haar tranen beheersen.

    Het was op het moment dat ik opkeek dat een pluisje van een paardenbloem langs mij zweefde. Het was warm buiten en de ramen van mijn appartement stonden open. ‘Onzin’ zei ik terwijl ik mijn laptop dichtsloeg. ik was dertig geworden en het was tijd om mijzelf een nieuw personage aan te meten, mopperend en negatief dat is een nieuwe weg die ik nog nooit bewandeld heb; dacht ik bij mijzelf. Maar na een minuut of twee was ik er klaar mee dat is het niet ik blijf nog wel even wie ik ben. De boodschappen voor vanmiddag moesten nog worden gedaan en de plicht riep, schreeuwde.

    Hij had die middag door de stad geslenterd en het rolletje volgeschoten met stille foto’s van een park en kerk, en luide foto’s verstild. Op de hoek van zijn straat zat een kleine fotozaak die nog zelf ontwikkelde. Het zou een dag duren voor hij de foto’s te zien kreeg.

     

    Ben zo terug – Bart

  • Stukjes leven

    Verloren in verhalen

    ‘Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.’ Hij prevelde, zoals zo vaak. Regels van wat hij ooit in volle collegezalen aan zijn leerlingen meegaf. ‘1984 – George Orwell – tweeëndertigste druk Blz. 116’ Het waren de dingen die hij zich herinnerde, de werken waaraan hij veel tijd besteedt had tijdens zijn jaren als professor. Honderden, zo niet meer, had hij geleerd wat ze in welk boek dan ook konden vinden en waarom het zo belangrijk was om deze kennis te hebben. ‘Ik ben totaal niet belezen, maar ik lees veel. De vanger in het graan – J.D. Salinger – tiende druk Blz. 29.’ Hij was de eerste professor die literatuur gaf aan de Universiteit. Zijn hele leven stond in het teken van de literatuur. ‘Fools have a habit of believing that everything written by a famous author is admirable. For my part I read only to please myself and like only what suits my taste. Candide – Voltaire Drieëntwintigste druk Blz. 23.’
    Het waren die studenten die zijn geprevel van nu, veelal zo fantastisch vonden tijdens zijn colleges. Van bijna iedere grote schrijver kende hij wel een regel uit één van de boeken. Het was een gewoonte geworden door velen na de colleges nog even te blijven zitten. Uitgedaagd door de menigte werd zijn geheugen op de proef gesteld door de vragen van zijn studenten.

    Een gesprek op afstand

    ‘Heeft ze haar medicatie gehad of moet ze nog iets mee?’
    ‘Hoe laat zei u ook alweer dat ze thuis zou zijn?’
    ‘Tegen vijven, dan kom ik haar weer hier brengen.’
    ‘Nee dan hoeft u niets mee, ze heeft de medicatie van nu al gehad en die van vanavond krijgt mevrouw dan bij haar eten als ze terug komt.’
    Ik denk wel eens dat ze denken dat ik helemaal niet meer begrijp waar het over gaat. Vooral als ze praten over mij alsof ik er niet bij ben. Ik ben wel eens wat kwijt, maar dat wil nog niet zeggen dat ik helemaal niet begrijp wat er aan de hand is.
    ‘Ik zal mevrouw even in de jas helpen en dan breng ik gelijk de rolstoel mee deze kant op. Gaat u even met mij mee mevrouw Jansen? Dan doen we even de jas aan het is koud buiten.’
    ‘Heb ik een keus?’
    ‘Natuurlijk heeft u een keus, maar u gaat toch met uw zoon mee naar de bruiloft van uw kleindochter. Dat hadden we gister toch besproken?’
    ‘Ja het zal wel, ik weet er niks meer van maar het zal zo zijn als u het zegt. Als je het leidend voorwerp bent dan heb je er niets meer over te vertellen’
    ‘Maar dat is toch gezellig een bruiloft, dan ziet u al uw kleinkinderen weer.’
    ‘Ze komen ook niet bij mij zou niet weten waarom ik nu wel naar hen toe moet.’
    ‘Heeft u geen zin in een bruiloft dan?’
    ‘Wie gaat er ook alweer trouwen?’
    ‘Marjan, de dochter van uw zoon.’
    ‘O, Marjan was altijd zo’n lieverd. Daar hoefde je nooit mee te bemoeien die kon altijd zo lief spelen. Wij hebben haar ooit nog met ons mee genomen op vakantie. Met wie gaat ze trouwen?’
    ‘Dat zal u aan uw zoon moeten vragen dat durf ik u niet te zeggen. Loopt u mee naar uw kamer, of moet ik de jas even hier mee naar toenemen?’
    ‘Ik ga even mee naar m’n kamer, ik moet nog even naar de wc.’

    Ben zo terug – Bart

     

  • Een dagje vrij?

    ‘Ik moet mij verontschuldigen! ik heb geschreven dat beloof ik. Alleen waar aan ik heb geschreven is een onderdeel van iets groters, waardoor het vrij lastig te delen is. Het liep lekker, de woorden wisten hun weg via mijn brein naar mijn hand en vingers te vinden. Daarin tegen lukte het mij niet een klein verhaaltje voor vandaag te bedenken. Mijn brein laat zich slecht verleiden om naast intens bezig te zijn met een verhaal ook een kleiner zijpad te bewandelen. Hoewel ik wel een idee heb voor een kort verhaal, wil ik met zoveel aandacht als ik vandaag had om aan het groter geheel te werken, mij ook toe leggen op de korte stukken die ik schrijf. Ik zit buiten onder een parasol in de schaduw omdat ik gegrild mijn appartement ben uit gekomen. Benauwd.
    Ik zit vlak bij het water en een boom die voor de meeste schaduw zorgt. Tussen de bedrijven door ben ik even snel langs de boekhandel gelopen om het nieuwe boek van J. M. Coetzee “De schooldagen van Jezus” te kopen. Ben benieuwd heb nog nooit iets van hem gelezen. Daar ga ik vanavond aan beginnen nadat ik het laatste verhaal uit “De Dame met het Hondje” heb gelezen. Maar goed ik dwaal af. Het schrijven. Door de laatst genoemde bundel ben ik op het idee voor het korte verhaal gekomen. Meer ga ik er niet over zeggen. Alleen dat het nog geschreven moet worden. Het bestaat als geheel in mijn hoofd maar op papier zijn het wat schimmige aantekeningen en beschreven beelden. Zoals dat gaat met het creëren van een verhaal.
    Ik wens iedereen nog fijne en bijzonder warme dagen toe…’

    Ben zo terug – Bart

  • De tijd heeft stil gestaan vannacht

    De tijd stond stil. De wind had de vallende sneeuwvlokken in zijn armen genomen om ze op hun plek te laten rusten. In het licht van de maan schitterden zij, het leek of de hemel er duizenden sterren bij had gekregen. De pompeuze dikke man die de lantarens op de brug ontstoken had was net uit het zicht verdwenen. Johannes was zijn naam en telkens als hij iemand tegemoet trad waar hij niets van moest weten. Voor nagenoeg iedereen trok hij zijn neus op, wat de wollige snor op zijn bovenlip als een borstel heen en weer deed bewegen. Hij was hier helemaal alleen, een jonge man, verder was de brug van elk levend wezen verlaten.

    Overdag stonden hier de venters die hun waren aan de man probeerde te brengen. Waren er de straatjongens die rond rende en werd er vrolijk gesproken, muziek gemaakt. In stilte door de schilders geportretteerd of een stilleven van het uitzicht vanaf de brug gemaakt. Aan de twee zijdes van de brug was een soort wachthuisje waar overdag de wacht werd gehouden. Aan het begin van de brug een torentje waar de wachten werden afgelost. Met haviksogen werd iedereen die zich op de brug bevond in de gaten gehouden. De rivier stroomde tussen de drie pijlers door, het was nog het enige wat de twee steden van elkaar scheidde. Ooit was het duidelijk dat er aan beide zijdes van de rivier een dorp was, maar steeds meer mensen hadden zich van het platteland naar de stad begeven. Nu was het haast onmogelijk om nog diezelfde scheiding terug te vinden, behalve dan de rivier die altijd dezelfde plaats had ingenomen.

    Maar het was avond nu, dichter naar de nacht en in de volkomen stilte stond de jonge man aan de rand van de brug over de balustrade naar beneden te kijken. Zonder te bewegen, zonder ook maar iets te zeggen kon je zijn treurigheid zien. Zijn schouders hingen zover naar beneden dat het leek of zijn armen iets te lang waren voor zijn lichaam. Zijn rug was krom, door de last die hij moest dragen of misschien wel gedragen had. In zijn ogen een vurig verlangen om zich mee te laten voeren door de rivier.

    De dag was lang geweest, maar de avond duurde zonodig nog langer. In zijn herinnering haalde de jonge man een uitspraak van een Amerikaanse politicus omhoog: “Ik ben ooit een jaar in Philadelphia verbleven, het moet een zondag zijn geweest.” Zolang duurde de minuten, uren. De uren, jaren en het oneindige licht van de dag leek onnodig gerekt in de winter. De hopen bladeren ritselde onder zijn schoenen toen hij zich naar de brug had begeven, hoewel het overgrote deel als een zompig moerasland was platgestampt door de menigte die zich over de straten begaf. Het was vroeg in de winter maar deze leek niet in zichzelf te willen geloven. Het had het nog geen enkele nacht gevroren. De stad had zich al klaar gemaakt voor de koude dagen, extra kolen waren ingeslagen en de meeste inwoners hadden de voorraadkasten goed gevuld, zodat zij de deur niet uit hoefde als het écht koud werd.

    Het was de eerste nacht dat er sneeuw viel. Voordat het gestopt was en de jongeman in de stilte, zichzelf in deze van tijd verlaten ruimte terug vond, voordat ene moment.
    Toen alles weer in beweging was gekomen en de brug zich weer begon te vullen met de eerste kooplieden. Toen de eerste klanten van de dag zich weer melden en de jongens weer tussen de mensen door rende. Toen de eerste schaterlach weer klonk en een bulderende stem van een koopman over de brug schalde. Toen, als je heel goed keek, kon je nog net een zweem van een gezicht herkennen, een bleek gelaat, de ebbenzwarte haren die als een wolk om het gezicht heen werden gebogen door de stroom van de rivier. Maar er keek niemand, iedereen was te druk. Té druk met inkopen doen en té druk met het achtervolgen van vriendjes om het lichaam te zien. Laat staan het te herkennen. Want wie herkent iemand, die niemand kent?

    Ben zo terug – Bart

  • Mensen in het wild

    Het zonlicht, dat door de smalle ramen naar binnen valt, strijkt haar gezicht in een gouden gloed. Haar ogen gefixeerd op het schilderij waarvoor ze zit. Het kleine bankje in het midden van de ruimte zodat je aan beide kanten plaats kan nemen om rustig de schilderijen in je op kunt nemen. Even kijkt ze naar opzij, de man naast haar gaat op in zijn dagdroom bestaand uit de wilde vegen op het doek.

    Ik ga er maar vanuit dat ze bij elkaar horen. Toen ze binnen kwamen stiefelen arm in arm om elkaar in evenwicht te houden. Leunend op de liefde en zijn wandelstok. De zaal is leeg buiten ons. Een drukke suppoost steekt zo nu en dan zijn hoofd om de hoek van de zaal om te zien of iedereen zich aan de regels houd. In een zaal met kunst, verdiept in totaal andere werken. Het schilderij waar ik mij voor ophoud is een worsteling tussen twee mannen waarvan ik niet helemaal kan beoordelen of het iets seksueels is of niet.

    “Impressionisme”, fluistert de dame voor zich uit. Het door de wind zwiepende gras is haast onzichtbaar, de witte jurk word naar een kant geblazen. Het gouden zonlicht is daar hetzelfde als hier. Als je niet beter zou weten zou je kunnen denken dat er alleen tijd verstreken is. De zelfde vrouw, de meeste haren grijs met hier en daar een herinnering van hoe het geweest moet zijn.

    In mijn hoofd is hij de schilder. Een schilder die met grote passie en wilde streken haar heeft vereeuwigd zoals hij haar zag. Waarop hij verliefd was geworden. Met zijn ogen toegeknepen en draaiend met zijn hoofd laat de man zijn blik langs elk deel van het doek gaan, alsof hij het nooit weer zal zien en het nooit wil vergeten. De dame rommelt iets in haar tas en haalt een pepermuntje tevoorschijn. Zonder iets te zeggen tikt ze haar man aan en gebaart; “wil je ook”. Heel even onderbreekt hij zijn ritueel om te zien wat er is en schud zijn hoofd.

    De worsteling voor mij is naakt en rauw, twee mannen midden in een gevecht vastgelegd. Er valt mij niets op aan het gevecht of de houdingen waarin zij zijn afgebeeld. Het zijn de gezichten van de twee mannen. Geen enkele emotie die te maken kan hebben met de situatie waarin hun lichamen zijn geschilderd. Ze zijn daar op dat moment, niet in pijn of blijdschap, niet in overwinning of extase. Ze zijn daar berustend in de situatie. Bewust emotieloos.

    ‘Ze is mooi he?’ zegt de oude man zijn gezicht richtend op de oudere versie van het schilderij naast hem ‘Bijna net zo mooi als jij.’ voegt hij eraan toe. De dame pakt zijn gezicht in haar knokige handen en haalt hem naar zich toe ze kust hem zacht op zijn voorhoofd, en zegt dan ‘slijmerd’. De dame staat op en helpt haar man van het bankje, voorzichtig schuifelen de twee naar het volgende bankje en nemen weer plaats.

    Als ik terug kijk naar het schilderij waar ik nog steeds voor zit, zie ik een zweem van een glimlach op het gezicht van de man die op de grond ligt. De achtergrond is een lucht waar een eenzamen, schijnbaar dode struik achter de lichamen vandaan komt. De grond is bruin met kleine steentje, waarschijnlijk zand of iets dergelijks. Het hele schilderij voelt wat bijbels aan. Ik sta op en loop naar het bordje bij het schilderij en noteer de naam van de schilder.

    Ben zo terug – Bart