Tag: Korteverhalen

  • De grote schoonmaak

    Het was helder en de lucht prikkelde op haar gezicht. Het zonnetje kwam net achter de wolken vandaan kijken en zorgde voor een oranje/rode waas over de schapenwolkjes. Terwijl zij naar haar eerste client fietste bedacht ze waar ze moest beginnen de kamer de keuken of de slaapkamer. Het had haar twee weken gekost voor de vrouw haar iets liet verplaatsen. Nu was het tijd voor de grote schoonmaak. Elk laagje moest uit het kleine huisje worden gepeld, als de laagjes van een ui. Wie weet wat er tevoorschijn komt. Hoe veel tijd komt er onder al die spullen vandaan, hoeveel ervaringen en emotie’s er vrij komen? 

    Ben zo terug – Bart

  • Gebroken werkelijkheid 2\2

    De man die tegenover haar zat had haar vragend aangekeken toen zij even opkeek van de foto. Het had haar ongemakkelijk gemaakt. Ze kon op dat moment haar stem niet vinden en liet haar ogen snel zakken. de foto’s terug in haar agenda en deze terug in haar tas. Nog steeds waren haar ogen op de grond gericht. In haar hoofd bleef het gezicht van Stephen rondspoken.

    De supermarkt liep vol met mensen, het was warm en de meeste barbecues zouden die avond worden opgestookt. Er werd vlees gekocht en stokbroden, kruidenboter en sla. Mijn karretje was volgeladen met drinken, chips en ander lekkers voor míjn visite. Toen kreeg ik een bericht van een vriend die helaas niet kon komen. In de bijlage zat een foto van Rufus Wainwright onderuit gezakt op een bank, zwoel in de lens kijkend met het bijschrift “Gefeliciteerd lieverd” en een knipogend gezichtje.

    Hij had met grote nieuwsgierigheid het rolletje uit het toestel afgeleverd bij de fotozaak. Wie zou hij te zien krijgen na het ontwikkelen van de plaatjes. Het koste hem grote moeite om zijn enthousiasme niet te laten ontsnappen. De dag dat hij de foto’s op kon halen was zijn hoofd gevuld met verhalen over wat hij te zien zou krijgen en wie. Toen hij in de zaak kwam zei de eigenaar tegen hem dat hij niet zeker wist wat er precies met de foto’s was, maar dat het verhaal daarachter hem intrigeerde. Vooral omdat de eerste foto’s dermate anders waren als de plaatjes die verstild waren op het laatste deel van het rolletje. Hij betaalde de man en zei dat hij het nog wel eens kwam vertellen als hij er zelf meer van wist.

    Ondertussen bedacht zij wat de man tegenover haar had gezien. Van haar eigen visie kon zij het zien, ze wist waarom zij de foto’s had gepakt, wat er met haar gebeurde en waarom. Vanuit het gezichtspunt van de man tegenover haar was het moeilijk te begrijpen. Het hield haar bezig. Graag had zij hem willen zien kijken naar het meisje tegenover zich en zijn uitdrukkingen geobserveerd. Het zou interessant zijn geweest om het verhaal van twee kanten te kennen, nu bleef het alleen haar eigen verhaal.

    Ongewild glimlachte ik om de foto. Ik las zijn excuses voor het late afzeggen. Mijn gedachten waren bij hem terwijl hij ontdekte dat hij niet op mijn verjaardag kon komen en hij in wilde paniek achter zijn laptop sprong om iets voor mij te maken dat mij doet glimlachen, al was het maar voor even. Hij weet heel goed dat ik het geen probleem vind als er niemand komt, lekker rustig. Met een volle boodschappentas loop ik naar huis en probeer alles in mijn koelkast te krijgen. Na mijn strijd met de boodschappen zet ik de ramen open, zet alle spullen klaar en in afwachting ga op de bank zitten. Alleen, wachtend op visite.

    De foto’s lagen over de grond voor hem uitgespreid. De eerste foto van het rolletje lijken bladeren maar zijn zo overbelicht en bewogen dat het onmogelijk is te achterhalen wat er werkelijk op de foto staat. Een paar zijn er van een terras, het is mooi weer en de mensen lijken het leuk te hebben. De enige foto die er uitspringt is die van een stel. Haar blonde haar is opgestoken en een krullende lok is op haar schouder gevallen terwijl zij de man kust op zijn wang, deze kijkt uitdagend de lens in. Haar arm die om zijn nek geslagen is lijkt hem nooit meer te willen loslaten. Het lijkt of de tuin die hen omringt klein is, het voelt intiem. De camera observeert niet, hij is onderdeel van, doordat de man recht door de lens vanaf de foto in je ogen kijkt. Alsof hij wil zeggen: “Wat wil je van mij!”

    Ben zo terug – Bart

  • Gebroken werkelijkheid 1/2

     

    “U heeft een bericht van Dirk” laat mijn laptop mij weten als ik hem heb opgestart. Wie Dirk is mag Joost, die ken ik eigenlijk ook niet, weten. Uit nieuwsgierigheid klik op de link die mij doorvoert naar facebook. Enkele andere berichten wachten daar op mij. Het is een felicitatie. Mijn verjaardag is een groter festiviteit op het internet dan het in de werkelijkheid is.

    Hij had het fototoestel gevonden ergens achterin de kringloopwinkel onderop een plank met andere spullen waar afstand van gedaan was. Het was zo’n camera die nog op rolletjes werkte, groot en lomp van een andere tijd. Met veel meer klasse en stijl dan die van tegenwoordig. Hij had het in zijn handen gehouden, het toestel gevoeld. Het was zwaar, een gewichtig apparaat dat gemaakt was voor serieuze zaken. Niet dat er niet mee gespeeld mocht worden, het kon tegen een stootje, maar gemaakt voor echte fotografie.

    Bijna had zij haar trein gemist. Haar eerste trein had vertraging opgelopen op een station dat enkelspoor had. De treinen kruisten elkaar op het station en door een sein storing moesten zij wachten op het station. Gelukkig kon ze zitten, met een rood gezicht was ze binnen komen stormen ondanks de drukte was er plaats in de coupe. Ze had haar tas geopend en de foto’s uit haar agenda genomen. De man tegenover haar staarde naar haar, alsof hij probeerde te zien wat er met haar zou gebeuren. Het maakte haar oncomfortabel om op deze manier naar haar verleden te kijken. Het voelde naakt.

    Ik scrol wat door mijn tijdslijn die gevuld is met filmpjes van kittens en baby’s, meningen over van alles en nog iets meer en interessante nieuws stukken uit de krant, die door een like van de eigenaar ook op mijn tijdslijn verschijnen. Ik hoef niet te weten wat iemand leuk vind en zeker niet wat iemands mening is over Geert Wilders of andere mensen. Ik heb er niets mee en ik vind het totaal irrelevant in mijn leven. Als ik op het punt sta uit te loggen, verschijnt er een mededeling in beeld: Een vriendin die ik al een tijd niet gesproken heb heeft ook een bericht achter gelaten.

    Een laag stof bedekte de camera. Dat was eigenlijk wat hem het meeste intrigeerde, een ongebruikt gebruiksvoorwerp. Dat was de reden dat hij het had opgepakt, om te zien of het stuk was. Toen hij door de lens keek om te zien of daar iets mis mee was, zag hij wat stofjes die gedurende de jaren naar binnen waren gedrongen verder was alles helder. Hij focuste op een oude platenspeler en drukte de foto af. Terwijl hij doordraaide merkte hij dat er nog een rolletje in het apparaat zat. Zonder enige reden, zonder dat hij het nodig had of echt wilde hebben, besloot hij het fototoestel mee te nemen.

    Die naaktheid, had niets met de foto’s te maken het waren kiekjes, momenten van geluk en vriendschap en liefde. Er was maar één foto waar Stephen opstond. Ze probeerde terug te halen wie die foto zou hebben gemaakt. Maar na eenentwintig jaar nieuwe herinneringen was het moeilijk om deze uit het moeras der vergetelheid op te dreggen. Het maakte haar melancholiek, neerslachtig maar gek genoeg niet op een negatieve manier. Er was steeds een onderliggende vreugde voor dat wat was geweest. Ze kon met grote moeite haar tranen beheersen.

    Het was op het moment dat ik opkeek dat een pluisje van een paardenbloem langs mij zweefde. Het was warm buiten en de ramen van mijn appartement stonden open. ‘Onzin’ zei ik terwijl ik mijn laptop dichtsloeg. ik was dertig geworden en het was tijd om mijzelf een nieuw personage aan te meten, mopperend en negatief dat is een nieuwe weg die ik nog nooit bewandeld heb; dacht ik bij mijzelf. Maar na een minuut of twee was ik er klaar mee dat is het niet ik blijf nog wel even wie ik ben. De boodschappen voor vanmiddag moesten nog worden gedaan en de plicht riep, schreeuwde.

    Hij had die middag door de stad geslenterd en het rolletje volgeschoten met stille foto’s van een park en kerk, en luide foto’s verstild. Op de hoek van zijn straat zat een kleine fotozaak die nog zelf ontwikkelde. Het zou een dag duren voor hij de foto’s te zien kreeg.

     

    Ben zo terug – Bart

  • Stukjes leven

    Verloren in verhalen

    ‘Oorlog is vrede. Vrijheid is slavernij. Onwetendheid is kracht.’ Hij prevelde, zoals zo vaak. Regels van wat hij ooit in volle collegezalen aan zijn leerlingen meegaf. ‘1984 – George Orwell – tweeëndertigste druk Blz. 116’ Het waren de dingen die hij zich herinnerde, de werken waaraan hij veel tijd besteedt had tijdens zijn jaren als professor. Honderden, zo niet meer, had hij geleerd wat ze in welk boek dan ook konden vinden en waarom het zo belangrijk was om deze kennis te hebben. ‘Ik ben totaal niet belezen, maar ik lees veel. De vanger in het graan – J.D. Salinger – tiende druk Blz. 29.’ Hij was de eerste professor die literatuur gaf aan de Universiteit. Zijn hele leven stond in het teken van de literatuur. ‘Fools have a habit of believing that everything written by a famous author is admirable. For my part I read only to please myself and like only what suits my taste. Candide – Voltaire Drieëntwintigste druk Blz. 23.’
    Het waren die studenten die zijn geprevel van nu, veelal zo fantastisch vonden tijdens zijn colleges. Van bijna iedere grote schrijver kende hij wel een regel uit één van de boeken. Het was een gewoonte geworden door velen na de colleges nog even te blijven zitten. Uitgedaagd door de menigte werd zijn geheugen op de proef gesteld door de vragen van zijn studenten.

    Een gesprek op afstand

    ‘Heeft ze haar medicatie gehad of moet ze nog iets mee?’
    ‘Hoe laat zei u ook alweer dat ze thuis zou zijn?’
    ‘Tegen vijven, dan kom ik haar weer hier brengen.’
    ‘Nee dan hoeft u niets mee, ze heeft de medicatie van nu al gehad en die van vanavond krijgt mevrouw dan bij haar eten als ze terug komt.’
    Ik denk wel eens dat ze denken dat ik helemaal niet meer begrijp waar het over gaat. Vooral als ze praten over mij alsof ik er niet bij ben. Ik ben wel eens wat kwijt, maar dat wil nog niet zeggen dat ik helemaal niet begrijp wat er aan de hand is.
    ‘Ik zal mevrouw even in de jas helpen en dan breng ik gelijk de rolstoel mee deze kant op. Gaat u even met mij mee mevrouw Jansen? Dan doen we even de jas aan het is koud buiten.’
    ‘Heb ik een keus?’
    ‘Natuurlijk heeft u een keus, maar u gaat toch met uw zoon mee naar de bruiloft van uw kleindochter. Dat hadden we gister toch besproken?’
    ‘Ja het zal wel, ik weet er niks meer van maar het zal zo zijn als u het zegt. Als je het leidend voorwerp bent dan heb je er niets meer over te vertellen’
    ‘Maar dat is toch gezellig een bruiloft, dan ziet u al uw kleinkinderen weer.’
    ‘Ze komen ook niet bij mij zou niet weten waarom ik nu wel naar hen toe moet.’
    ‘Heeft u geen zin in een bruiloft dan?’
    ‘Wie gaat er ook alweer trouwen?’
    ‘Marjan, de dochter van uw zoon.’
    ‘O, Marjan was altijd zo’n lieverd. Daar hoefde je nooit mee te bemoeien die kon altijd zo lief spelen. Wij hebben haar ooit nog met ons mee genomen op vakantie. Met wie gaat ze trouwen?’
    ‘Dat zal u aan uw zoon moeten vragen dat durf ik u niet te zeggen. Loopt u mee naar uw kamer, of moet ik de jas even hier mee naar toenemen?’
    ‘Ik ga even mee naar m’n kamer, ik moet nog even naar de wc.’

    Ben zo terug – Bart

     

  • Een dagje vrij?

    ‘Ik moet mij verontschuldigen! ik heb geschreven dat beloof ik. Alleen waar aan ik heb geschreven is een onderdeel van iets groters, waardoor het vrij lastig te delen is. Het liep lekker, de woorden wisten hun weg via mijn brein naar mijn hand en vingers te vinden. Daarin tegen lukte het mij niet een klein verhaaltje voor vandaag te bedenken. Mijn brein laat zich slecht verleiden om naast intens bezig te zijn met een verhaal ook een kleiner zijpad te bewandelen. Hoewel ik wel een idee heb voor een kort verhaal, wil ik met zoveel aandacht als ik vandaag had om aan het groter geheel te werken, mij ook toe leggen op de korte stukken die ik schrijf. Ik zit buiten onder een parasol in de schaduw omdat ik gegrild mijn appartement ben uit gekomen. Benauwd.
    Ik zit vlak bij het water en een boom die voor de meeste schaduw zorgt. Tussen de bedrijven door ben ik even snel langs de boekhandel gelopen om het nieuwe boek van J. M. Coetzee “De schooldagen van Jezus” te kopen. Ben benieuwd heb nog nooit iets van hem gelezen. Daar ga ik vanavond aan beginnen nadat ik het laatste verhaal uit “De Dame met het Hondje” heb gelezen. Maar goed ik dwaal af. Het schrijven. Door de laatst genoemde bundel ben ik op het idee voor het korte verhaal gekomen. Meer ga ik er niet over zeggen. Alleen dat het nog geschreven moet worden. Het bestaat als geheel in mijn hoofd maar op papier zijn het wat schimmige aantekeningen en beschreven beelden. Zoals dat gaat met het creëren van een verhaal.
    Ik wens iedereen nog fijne en bijzonder warme dagen toe…’

    Ben zo terug – Bart

  • Alleen

    Dat is lang geleden, dacht ze. De verzameling foto’s op haar vleugel in het kleine appartement bekijkend. Twee dagen terug was ze drieënnegentig geworden. Haar handen konden de toetsen die zij altijd met zoveel zekerheid had aangeslagen niet meer goed vinden. Haar ogen waren wat achteruit gegaan en de stem waarmee zij iedereen wist te betoveren was niet meer wat hij ooit geweest was. Zij prees zichzelf gelukkig dat zij zich kon neerleggen bij de omstandigheden en een weg kon vinden om nog te doen wat ze kon. Haar handen hielden het glas rode wijn vast op de rand van de vleugel terwijl zij haar ogen langs de foto’s liet glijden.

    De foto genomen onderaan de Eifeltoren. Een romantische avond. De prille liefde die opbloeide tussen haar en een jonge muzikant die met haar mee de wereld rondreisde. Hij had haar meegenomen naar een klein restaurantje waar zij in het half duister zinnen in elkaars oren fluisterden. Hij had de wijn uitgekozen. Goedkope rode wijn waar je tanden van verkleurden bij de eerste slok. Maar het maakte niets uit, ze was gelukkig. Hij had haar een leven beloofd, een leven dat niet alleen bestond uit het reizen van stad naar stad maar een leven met een thuis en met kinderen. Met de genoegen van een kleine woning waar zij zich terug konden trekken, zich konden afsluiten van de wereld.

    En de foto waarin zij nog zoveel jonger was. Een vakantie met haar ouders en een vriendin van school naar een van de Griekse eilanden. De foto was genomen aan de kant van een landweg. Zittend in het hoge groen gele gras allemaal met een beker drinken. Het was ongelofelijk heet geweest en ieder half uur hadden ze gestopt om iets te drinken, het liefst in de schaduw van een paar grote bomen. Op alle gezichten kon je de vrolijkheid aflezen en tegelijkertijd allemaal even moe. De zon kleurde alles oranje, het moet aan het eind van de dag zijn geweest. Dat was nog voor haar carrière begon, nog voor alle onzekerheid, nog voor alle hectiek van het rondreizen met een gezelschap.

    Een foto van een fotograaf die een concert had bijgewoond en op een goed moment de juiste foto had genomen. De foto was in zwart/wit je kon alleen haar zien in een spot verder leek de wereld niet te bestaan, alles viel weg in het zwart. Het was een van de eerste grote successen toen zij nog maar net was begonnen met optreden en de zaal werd weggeblazen door haar talent. Het was voor haar, als zij een moment moest aanwijzen, daar waar haar eenzaamheid begon. Op een foto van dezelfde man, de laatste in de serie, kon je het verschil goed zien. De opluchting na het laatste optreden van de tour, maar overweldigend was het gezicht van een vrouw die op was. Te moe om nog verder te gaan. Ze herinnerde zich het moment dat ze van het toneel afkwam en de tranen begonnen te vloeien. Ze had ze de hele avond binnen gehouden. “De mensen kwamen niet voor een huilende diva, zij wilden een optreden zien”.

    Een foto van een leeg theater twee mensen die elkaar omhelzen in het midden van het podium. Het was opnieuw een liefde die nooit iets werd. Het was die keer haar manager. Een persoon die ze nooit had moeten vertrouwen maar die haar leven binnen was gestormd en met even veel storm bezit van haar vertrouwen had genomen. Haar muzikanten hadden haar proberen te waarschuwen maar het had geen indruk gemaakt.

    Zo had iedere foto een verhaal, ieder object in haar kleine twee kamer appartement. En nu, nu was zij nog alleen. Haar leven had nooit gezorgd voor kinderen of een thuis. Een man waarmee zij haar leven kon delen. Zij had alleen de foto’s en herinneringen van een leven dat niet iedereen zich zou kunnen voorstellen. Natuurlijk waren er de eerste tijd nog de mensen die zij kenden. Van de tournees die zij met hen had gedaan. Maar zij was altijd de jongste geweest. Nu was zij alleen de oudste geworden.

    Ben zo terug – Bart

  • Frans

    ‘Bonjour!’ De man zijn stem klinkt helder en zijn ogen glimmen als hij de uitspraak doet.
    ‘Bonjour. Ça va?’ zeg ik als ik hem voorbij zie lopen. Zijn grijze haren zijn keurig gekapt. Hij loopt met een tasje onder zijn arm zoals elke dag, naar de winkel op de hoek om zijn krantje te kopen. Meestal is dat één keer maar de laatste tijd is dat wat vaker. Zijn leeftijd begint sporen na te laten in zijn brein. Hoewel dat zijn vrolijkheid niet ondermijnd.
    ‘Ça va bien!’ beantwoord hij mijn vraag terwijl hij mij al voorbij is gelopen. Om het gesprek te classificeren voegt hij er nog en passant aan toe ‘Dat is Frans’.

    In zijn vakantie in Frankrijk bij de schoonouders van zijn dochter, had hij het “bonjour” opgevangen. Iets wat iedereen daar zei als men elkaar tegen kwam. Het beviel hem.
    Het was een gewoonte geworden in de korte tijd die hij daar was verbleven en de hele buurt was er van op de hoogte en speelde mee. Een Franse woord, gebruikt in het midden van Amsterdam, als onderdeel van de zomer.
    Op de camping was hij als een loopjongen van de caravan naar het waslokaal heen en weer gelopen. Eerst was hij zijn tandenborstel vergeten, toen hij die op ging halen vergat hij de beker die hij van de eerste keer nog in zijn handen had. Toen hij terug ging om zijn beker te halen, had hij zichzelf op de wastafel gehesen om uit te rusten. Er waren wat andere gasten die hem gevraagd hadden of het allemaal goed ging maar hij had hen met een glimlach weggewoven.

    Na een half uur was zijn vrouw hem gaan zoeken. Toen zij halverwege zag dat hij aan de koffie zat bij een Frans gezin. ‘Bonjour!’ zei hij met verrukt genoegen en herkenning in zijn stem toen hij haar zag staan. ‘Dat is Frans!’ voegde hij er met even veel genoegen als trots aan toe. ‘Ik ben Frans aan het leren’. De moeder van de twee spelende meisje bij de tent vertelde in gebroken Nederlands aan zijn vrouw dat ze hem hadden mee genomen omdat de man niet meer wist waar hij naartoe moest. Zij moest glimlachen om de bizarre situatie waarin zij haar man terug gevonden had.

    ‘Ik ben iets vergeten.’ zei hij van de week opeens. Hij was al langs gelopen met zijn krant op weg naar huis. Maar nu was hij weer op weg de andere kant op. ‘Ik moet het even ophalen.’ Hij schudde zijn hoofd, de frons op zijn voorhoofd was diep. Opeens klaarde zijn hele gezicht op en het licht kwam weer terug in zijn ogen. Onhandig zette hij een stap, keek mij aan en zei: ‘ik moet gaan’. Toen hij een paar stappen verder was zei hij: ‘mijn portemonnee!’ Een glimlach trok over zijn gezicht terwijl hij hoofdschuddend verder liep. Op zijn weg terug stopte hij even bij mij. ‘Gelukkig is het warm en droog, dan vind ik het allemaal niet zo erg. Als ik maar weet waarom ik terug moet.’ Zonder op een antwoord te wachten stapte hij weer op. ‘Bonjour’ zei hij ‘Dat is Frans hè’

    Ben zo terug – Bart

  • De tijd heeft stil gestaan vannacht

    De tijd stond stil. De wind had de vallende sneeuwvlokken in zijn armen genomen om ze op hun plek te laten rusten. In het licht van de maan schitterden zij, het leek of de hemel er duizenden sterren bij had gekregen. De pompeuze dikke man die de lantarens op de brug ontstoken had was net uit het zicht verdwenen. Johannes was zijn naam en telkens als hij iemand tegemoet trad waar hij niets van moest weten. Voor nagenoeg iedereen trok hij zijn neus op, wat de wollige snor op zijn bovenlip als een borstel heen en weer deed bewegen. Hij was hier helemaal alleen, een jonge man, verder was de brug van elk levend wezen verlaten.

    Overdag stonden hier de venters die hun waren aan de man probeerde te brengen. Waren er de straatjongens die rond rende en werd er vrolijk gesproken, muziek gemaakt. In stilte door de schilders geportretteerd of een stilleven van het uitzicht vanaf de brug gemaakt. Aan de twee zijdes van de brug was een soort wachthuisje waar overdag de wacht werd gehouden. Aan het begin van de brug een torentje waar de wachten werden afgelost. Met haviksogen werd iedereen die zich op de brug bevond in de gaten gehouden. De rivier stroomde tussen de drie pijlers door, het was nog het enige wat de twee steden van elkaar scheidde. Ooit was het duidelijk dat er aan beide zijdes van de rivier een dorp was, maar steeds meer mensen hadden zich van het platteland naar de stad begeven. Nu was het haast onmogelijk om nog diezelfde scheiding terug te vinden, behalve dan de rivier die altijd dezelfde plaats had ingenomen.

    Maar het was avond nu, dichter naar de nacht en in de volkomen stilte stond de jonge man aan de rand van de brug over de balustrade naar beneden te kijken. Zonder te bewegen, zonder ook maar iets te zeggen kon je zijn treurigheid zien. Zijn schouders hingen zover naar beneden dat het leek of zijn armen iets te lang waren voor zijn lichaam. Zijn rug was krom, door de last die hij moest dragen of misschien wel gedragen had. In zijn ogen een vurig verlangen om zich mee te laten voeren door de rivier.

    De dag was lang geweest, maar de avond duurde zonodig nog langer. In zijn herinnering haalde de jonge man een uitspraak van een Amerikaanse politicus omhoog: “Ik ben ooit een jaar in Philadelphia verbleven, het moet een zondag zijn geweest.” Zolang duurde de minuten, uren. De uren, jaren en het oneindige licht van de dag leek onnodig gerekt in de winter. De hopen bladeren ritselde onder zijn schoenen toen hij zich naar de brug had begeven, hoewel het overgrote deel als een zompig moerasland was platgestampt door de menigte die zich over de straten begaf. Het was vroeg in de winter maar deze leek niet in zichzelf te willen geloven. Het had het nog geen enkele nacht gevroren. De stad had zich al klaar gemaakt voor de koude dagen, extra kolen waren ingeslagen en de meeste inwoners hadden de voorraadkasten goed gevuld, zodat zij de deur niet uit hoefde als het écht koud werd.

    Het was de eerste nacht dat er sneeuw viel. Voordat het gestopt was en de jongeman in de stilte, zichzelf in deze van tijd verlaten ruimte terug vond, voordat ene moment.
    Toen alles weer in beweging was gekomen en de brug zich weer begon te vullen met de eerste kooplieden. Toen de eerste klanten van de dag zich weer melden en de jongens weer tussen de mensen door rende. Toen de eerste schaterlach weer klonk en een bulderende stem van een koopman over de brug schalde. Toen, als je heel goed keek, kon je nog net een zweem van een gezicht herkennen, een bleek gelaat, de ebbenzwarte haren die als een wolk om het gezicht heen werden gebogen door de stroom van de rivier. Maar er keek niemand, iedereen was te druk. Té druk met inkopen doen en té druk met het achtervolgen van vriendjes om het lichaam te zien. Laat staan het te herkennen. Want wie herkent iemand, die niemand kent?

    Ben zo terug – Bart

  • In Vento

    De donkere zolderkamer kraakte, althans de houten balken die de dakspanten als een verhemelte omhoog hielden. De wind deed de dakpannen op het dak trillen. Thom lag in zijn bed te luisteren naar alle geluiden die hem uit zijn slaap te willen houden. Door zijn focus op de geluiden werd het steeds moeilijker om in slaap te komen.

    Opeens hoorde hij een stem heel zacht een tekst voordragen alsof het honderden meters verderop plaats vond. Voorzichtig stapte hij uit zijn bed en liep op zijn blote voeten de trap af naar de eerste verdieping. De slaapkamerdeur van zijn ouders stond nog open, dat betekende dat zij nog wakker waren. Meestal stond er dan een licht aan in de gang; nu was alles donker. De stem die hem had gewekt was verder weg dan dat hij leek toen hij nog in zijn bed lag. Trede voor trede liep hij de trap af naar beneden. Nergens was licht, zelfs kwam er niets onder de deur van de voorkamer of uit de bijkeuken. Toen hij verder doorliep door de gang richting de keuken zag hij een flikkerend schijnsel door een kier van de deur. Thom zag twee mensen aan tafel zitten, bij een lamp die hij nooit eerder had gezien.

    Een vlammetje zorgde voor het licht. De vrouw was niet zijn moeder, hij had haar ook nog nooit gezien en de man leek meer op zijn opa dan op zijn vader. Ze spraken met elkaar zonder dat hun stemmen hoorbaar waren. Hij had hallo gezegd maar er kwam geen enkele reactie. Toen was hij naar de tafel toe gerend. Zij hadden hem niet eens gezien. De bewegende monden gingen verder alsof er niets aan de hand was. Pas toen hij wat rustiger geworden was had Thom gezien dat de vrouw huilde. Zij was in het zwart gekleed en had haar lange haren strak achter op haar hoofd in een knot bij elkaar geknoopt. De man ,in een driedelig kostuum, zat met een verstijfd gezicht in de verte te staren.

    Op zoek naar waar het gefluister vandaan kwam vond hij zijn weg door het verder donkere huis. Alle lichten die hij gewend was waren verdwenen. Thom liep verder door de keuken, via de gang naar de achterdeur. De stem werd steeds duidelijker. Eerst was het een zacht gemompel geweest maar hoe dichter hij bij de deur naar het erf kwam des te duidelijker de stem werd. Het bleef een fluisterstem, hoe dichtbij hij ook Kwan. Hij draaide de sleutel om en hield de deur stevig vast om hem niet uit zijn handen te laten trekken door de wind. Eerst op een kier, net groot genoeg om buiten iets te kunnen zien. Een windvlaag trok aan de andere kant van de deur en opeens stond Thom op het pad dat van de achterdeur naar de voorkant van het huis leidde. Er was daar niemand. Alles was donker.

    Pas toen zijn ogen gewend waren aan het donker schoof een wolk voor de maan vandaan waarna de tuin in het heldere, volle maanlicht zich liet zien. In het midden van het grasveld dat de achtertuin vulde, stond een statige oude eik. Hoe dichter Thom bij de boom kwam hoe beter de fluisterstem te verstaan was. Toen hij nog dichterbij kwam zag hij dat de boom vol boeken hing. De wind ritselde door de bladeren en fluisterde de woorden die op de pagina’s geschreven stonden. Telkens aan het einde van een bladzijde werd deze door de wind omgeslagen. Het maanlicht reflecteerde in het natte gras waardoor het leek alsof de boom van onder belicht werd. Verlicht door de aarde.

    Hij probeerde er achter te komen van wie de stem was. Thom had al twee keer een ronde om de boom gemaakt toen hij besefte  wat de stem moest zijn.“De wind” dacht hij bij zichzelf, “de wind leest voor!”. Plotseling bleef hij staan, door het gebulder van de wind heen was het haast onmogelijk om de verhalen te horen, pas als je heel stil stond kon je het ontcijferen. Het ene verhaal ging over een faun die een luie middag had tussen het riet waar de vogels liederen voor hem zongen, de ander over een jongen die verliefd werd op het spiegelbeeld in de stille vijver. Het ging over reizen rond de wereld, onmogelijke liefdes tussen rivaliserende families, een man die een groot rotsblok de berg op moest duwen en een koning die zijn eigen ogen uitstak. Over bombardementen, over oude mensen en de dingen die voorbij gaan. Hij was ondertussen onder de boom gaan zitten om een verhaal volledig te horen.

    Toen hij zijn ogen opende om weer naar binnen te gaan waren de groene bladeren van de boom stil gevallen. Het eerste ochtendgloren was over de weilanden zichtbaar en de douw was op het gras neergeslagen. Hij streek zijn handen over het gras en veegde met het vocht over zijn gezicht om nogmaals naar de boom te kijken. Niets bijzonders was er te zien. Terwijl hij naar binnen liep streek een zacht briesje langs de bladeren.
    Even meende Thom de stem te horen: “En de film van het leven knapt.”

    Ben zo terug – Bart

  • Iets on-af’s (Notitieboekje)

     

    ‘Ik had mijn vaders ogen neergeslagen.’ Ik liet de woorden langzaam van mij wegdrijven, terwijl ik het beeld weer in mij opliet wellen. De werkelijke betekenis werd door mijn onderbewustzijn … Zonder dat ik er bijzonder veel werk voor hoefde te doen sijpelde de herinnering over het beeld, om het onder te dompelen in de werkelijke betekenis. Het maakte van mij meer dan eens een visser zonder hengel leugenaar. Juist toen het beeld volledig veranderd was, leek het als door een rimpel-effect van water, terug te veranderen in de betekenis van het gesprek.

    De journaliste tegenover mij keek mij aan in afwachting van de rest van mijn verhaal. ‘Het had hem teleurgesteld. Schrijven was een hobby of iets wat je voor ontspanning deed.’ Het gesprek leek mij steeds te ontglippen doordat ik de stroming niet bij kon houden. Ik probeerde de werkelijkheid in woorden te vangen, die als een goed lopend verhaal een beeld gaven van mij als persoon. Maar Meer en meer voelde ik mij als een vis op het droge, gravend in mijn brein naar woorden en zinnen die een volledige weergave waren van mij als persoon.

    ‘Jouw verhalen zijn vaak ingewikkeld.’ probeerde zij mij aan te sporen om meer los te laten.
    ‘Ik denk dat ik probeer duidelijk te maken dat niet alles wat ik schrijf gaat over welke woorden er op papier staan.’ Het maakt mij onrustig, uitleggen wat je bedoeld met een verhaal is als vertellen hoe water er uitziet; er is maar zoveel wat je erover kunt zeggen.

    Maar ik wil geen persoonlijkheid zijn. Dat is niet mijn bedoeling.
    ‘Schrijf je daarom veel over strijd en moeilijke situaties?’ Ik had de vraag al van afstand zien aankomen. Dit was de uitleg-vraag die ik graag wilde vermijden door andere onderwerpen groter aan te zetten en met meer details te behandelen.
    ‘Dat onderdeel van het mens-zijn fascineert mij. Het maakt onherroepelijk deel uit van ieders leven en toch is er altijd een gevoel van overwinning als wij als mensen iets wat niet goed gaat, hebben doorstaan.’ Van een afstandje sla ik mijzelf gade in mijn hoofd bekijk ik de situatie, als in een bubbel waar ik niet uit kan breken om de gênante situatie te stoppen.

    Opeens is het af. Geen laatste vraag of afronding. Dit was het? Ik geef haar een hand en laat mijzelf in de stoel terug vallen. Als ik haar nakijk terwijl zij de deur uitwandelt begint het te malen, mijn hersenen draaien overuren. Proberen alles te analyseren en overwegen elk antwoord. Al snel kom ik uit bij één woord. Pretentieus. ik heb de verse muntthee die geserveerd werd, nog niet eens aangeraakt. Voorzichtig neem ik een slok en brand direct mijn tong. “Water” denk ik.

     

    Ben zo terug – Bart