Tag: Kennis

  • Zoeken……. I (Een beetje fantasie)

    Schuifelend tussen de stapels boeken zocht hij naar het verhaal van Aeneas van Vergilius. ‘Wie was ook alweer de vader van Odysseus?’. Tijdens het zoeken bleef de man steeds die vraag herhalen. Zijn haren waren grijs, zijn handen bibberig en zijn voeten onvast. De donkerrood, fluwelen kamerjas hing los om zijn schouders. Aiōn of Aeon of nog duidelijker… Eon. Zijn naam betekende letterlijk tijd. ‘…de vader van Odysseus?’ klakkend met zijn tong keek hij de kamer rond. Op de piano in de voorkamer onderaan, Vergilius. Met zijn hand drukte Aiōn de boeken tegen de muur en trok met zijn andere hand het boek onderuit de stapel. Toen hij langs de tv liep zette hij het ding aan en drukte nog een paar maal op de volumeknop. Hij luisterde nooit naar de tv, het was om zijn gehoor af te sluiten. Schuifelend begaf hij zich naar de keuken. Naast de deur, naar de gang, stond een stereo. Ook hiervan stond het geluid nagenoeg vol aan.

    Aiōn zat graag in zijn keuken. Niemand kon hem aan de achterkant van het huis zien. De houten tafel kon zes gasten aan, maar was nu vooral bedoeld als bureau. Toen hij ging zitten aan het enige vrije stukje tafel kwam er een soort genoegzame glimlach over hem. Hij sloeg het boek open en begon te lezen. Opeens kwam de halve zin weer uit zijn mond.
    ‘…de vader van Odysseus? Wie was de vader van Odysseus?’ Aiōn bladerde door het boek voorbij de aantekeningen, naar het register en begon te lezen: “Aarde, Moeder aarde; moeder van Fama, godin van het gerucht en zuster van de Nacht (VII 286)”.

    Maria Callas galmde door de gang en liet de houten voordeur en zijn beslag trillen. Uit de voorkamer klonk een tv die met hetzelfde volume geluid produceerde. Het huis was oud, vervallen. In de donkere gang naar de voordeur stonden stapels kranten en lege flessen wijn. De voortuin was dusdanig overgroeid dat het vanaf de weg onmogelijk was om te zien of het huis nog bewoond werd. Cheiron keek nogmaals op het stukje papier dat hij bij zich had. Dit moest het zijn.  Hij trok aan de bel en wachtte.
    ‘Laertes, natuurlijk!’ Aiōn’s stem kwam boven al het geluid uit en was buiten duidelijke te horen.

    Lees hier verder.

    Ben zo terug – Bart

  • De Zoeker III (Een Beetje fantasie)

    Er was iets donkers aan hem. In de glimlach die hij over zijn gezicht liet spelen was niets vriendelijks te zien. Voor de snelle kijker leek het spontaan, maar het was allemaal geveinsd. Hij was uit het niets komen opduiken. Ik had in de dagen, na Helops zijn begrafenis, in de weilanden achter ons huis eindeloos liggen lezen. Het was tussen het graan waar hij opdook. Alsof hij zo uit de grond tevoorschijn kwam. ‘Wat lees je?’ zijn stem was scherp en rauw. Het klonk alsof hij al dagen geen woord meer had uitgebracht. De glans in zijn ogen verraadde dat hij meer kennis had. Ik trok mijn schouders op en bleef gefascineerd naar hem kijken.

    De wind om ons heen leek te verstillen, de bladeren van de grote eik bewogen geluidloos. Hij rook naar natte aarde en vers geploegde landerijen. ‘*Tages’, zijn borst vooruitstekend wees hij naar zichzelf. ‘Zeg eens’, vervolgde hij, ‘wanneer denk je te weten wat je aan het lezen bent’. Ik sloeg mijn boek dicht. ‘Ik ben Cheiron’, ik hield mijn hand op het boek en keek hem recht in zijn gezicht. Hij grijnsde terug met een venijnige blik in zijn ogen en griste het  boek onder mijn hand vandaan. Bladerend door het boek zei hij: ‘Onder de tweede rij boeken in je kast is misschien niet de beste verstopplaats’. Ik probeerde het boek uit zijn handen te pakken. ‘Misschien een betere zoeken?’, zijn ogen vlogen over de pagina’s. Hoe kon hij weten waar ik de boeken van Helops verstopt had? ‘Als je wilt dat niemand er bij kan komen is het beter ze bij je te houden’. Met een zucht gooide hij het boek in mijn richting. ‘Hier… er staat niets belangrijks in. Jammer, ik had meer van Helops verwacht’. ‘Hoe weet jij!’, begon ik. ‘Jij moet nog zoveel leren’, zijn grijns was weer terug. ‘Ik…’ mijn gedachte raasde ‘mijn…’ het notitieboek, ‘ heb jij…?’. ‘Rustig maar kleintje’, zijn stem zakte een octaaf, ‘mijn kennis is onvolledig. Dat komt nog wel, daar maak ik mij geen zorgen over’. Het koste mij mijn volledige beheersing om niet tegen hem te gaan schreeuwen.

    En zo plotseling als hij tevoorschijn was gekomen verdwenen hij weer. Een klein stofwolkje. De wind blies weer en de bladeren van de oude eik ruiste. Het was weer licht…

    Lees hier verder.

    Ben zo terug – Bart

    *Tages – Grieks –  goddelijke verschijning die uit de aarde voortkomt. Leerde de Etrusken de kunst van het  voorspellen (Ziener).

  • De Zoeker I (Een beetje fantasie)

    Wat Helops bedoelde met zijn uitspraak ontdekte ik een week later. Ik had de hele middag in het hoge gras liggen lezen en het boek al dichtgeslagen. Terwijl ik op mijn buik lag was ik de tekst aan het overdenken, toen schoot het klavertje mij te binnen. Het zwarte leer voelde warm aan door de zon. De klaver! Weg! Geen spoor. Niet onder het boek, of er naast. In mijn haast het te vinden miste ik het hele symbolische moment. Niet het klavertje maar een kleintje, nog groeiend net naast mijn hand. Pas toen ik het op zou pakken merkte ik dat het nog groeide. Voorzichtig plukte ik het van zijn steeltje dat nog in de aarde vast zat. De vervangende klaver plaatste ik weer op dezelfde manier tussen de pagina’s.

    Helops overleed vrij snel nadat hij mij het boek had gegeven. De paar boeken die hij bezat kwamen bij mijn vader. De begrafenis was klein en van de paar mensen die er waren kende ik alleen mijn vader, moeder en een oude buurvrouw. Het weer was stemmig met de gebeurtenissen van de dag. De ceremonie werd geleid door mijn vader. De eerste die naar ons toekwam was een oude man. ‘Atréus zoon van Helops.’ Zijn stem was zwaar. ‘Kvasir heeft veel voor mij en mijn familie betekend. Ik moest hier wel aanwezig zijn.’ Hij schudde mijn vader de hand en keek naar mij, verwonderd, alsof hij probeerde meer te zien. ‘Dit is mijn zoon Cheiron’, zei mijn vader tegen de man. Naarmate de man langer naar mij keek, leek het of zijn ogen meer kleur kregen. ‘Freyr’, zei hij toen hij mij de hand schudde. ‘Geinteresseerd in muziek?’ vroeg hij mijn vader ‘Lezen, leren, kunst?’ ratelde hij een mij onbekend lijstje af. ‘Belangrijk voor een ziener’, zei hij in het algemeen. ‘Du sir’, zei hij en knikte naar mij voor hij verderop plaats nam tussen de andere. ‘Du sir?’ vroeg ik aan mijn vader. ‘U meneer of gewoon meneer’, het is Noors. Ik knikte. Er kwamen nog wat andere handen schudden en condoleren. Toen mocht ik vrij rondlopen. De motregen weerhield mij ervan naar buiten te gaan. Door de ongemakkelijkheid van de locatie, kon ik mijn plaats binnen niet vinden. Ik bleef op een afstand staan kijken naar Freyr die in gesprek was met twee andere mensen. Pas, nu er wat afstand was en mijn ongemak over hem wat wegzakte, kon ik hem goed bekijken. Hij was oud, misschien nog wel ouder dan Helops. Zó oud dat zijn lichaam bezig was geest te worden. Er was iets doorzichtigs aan hem. ‘Eén van de Waanen’ zei mijn vader toen hij mij zag kijken. Hij bleef naast mij staan en legde zijn hand op mijn hoofd. Hij voelde zwaar alsof hij steun zocht voor zijn verdriet. Ik had mijn interesse. Niet dat ik het niet verdrietig vond dat mijn opa helops er niet meer was, maar… oude mensen gaan nu eenmaal dood.

    Verder lezen

    Ben zo terug – Bart