Tag: Handen

  • Kleinood

    Het rode marmer kreeg een aureool door het zonlicht dat op het hoofd van het figuur scheen. Zij had het gekregen, maar van wie kon zij zich niet meer herinneren. Even verstilde zij. Met haar delicate vingers pakte zij het van de vensterbank. Het was niet veel groter dan een vingerkootje. Het rood/zwart gemarmerde steen was koel. De kleine handen waren in elkaar gevouwen, het hoofd voorover gebogen. De vleugels kwamen boven het hoofd uit. “Een kleine engel” dacht zij. Een glimlach trok over haar gezicht. Ze zette het terug op de zelfde plaats. En opnieuw verscheen het aureool.

     

    Ben zo terug – Bart

  • Hand in hand

    Twee mannen lopen hand in hand door een smalle laan richting de dijk. Glimlachend loop ik hen voorbij. Het is één van die zeldzame warme dagen in het vroege voorjaar. Ik bezin mij. Daarom loop ik. Denken doe ik het beste als ik loop. En in een eindeloze vlakte van weilanden kan ik mijn gedachte alle speelruimte geven die zij nodig hebben. Er zitten veel gedachte in mijn kop die ik probeer de ruimte te geven zodat zij, als ze klaar zijn, netjes opgevouwen in de kleine laatjes van mijn brein kunnen weg worden gestopt.

    Ik loop een gedeelte van de wandeling achter de dijk. Aan de wad-kant van de dijk. In de zilte zeelucht hangen wat meeuwen. Het merendeel is neergestreken in het ondiepe water. Mijn tocht loopt tot zijn eind aan deze kant van de dijk. Een gedeelte is afgesloten, een vogelbroedplaats en natuurgebied.

    Mijn hoofd komt langzaam tot rust. Het denken kalmeert en de twee mannen komen even terug in mijn gedachte. Liever had ik er niet voorbij gelopen, had ik hen even geobserveerd. Gekeken naar de handen, hoe zij elkaar vastpakte. En hoe vast zij eigenlijk aan elkaar zaten. Het belangrijkste eigenlijk nog, waarom zij aan elkaar vastzaten? Maar ik was mij veel te bewust van de intimitijd die ik wilde bestuderen aan deze twee.

    Aan het einde van de weg staat een hek. Het is niet zo dat je er niet overheen zou kunnen klimmen, als het laag water is kan je er, als je wilt er zelfs omheen lopen. Ik loop altijd langs het hek omhoog. Er is ook een weg die schuin omhoogloopt maar ik wandel liever door het gras. Boven op de dijk staat een bankje, waar ik het flesje water uit mijn rugzak pak en ga zitten om wat te drinken. Een soort afscheidsceremonie, water bij de zee. Ik kijk nog een keer langs de horizon terwijl ik de dop dichtdraai en het opberg. Ik sta op en loop langs de schuine weg naar beneden. Besluit een gedeelte terug te lopen onder de dijk langs over de schapenroosters die tussen de hekken zijn geplaatst.

    Ik weet niet waarom, maar als mijn gedachten dreigen helder te worden, komt er poëzie in mijn hoofd opzwellen. Een gedicht van Vasalis.

    Na ongeveer een uur loop ik eindelijk iemand tegemoet. Twee iemanden zelfs, wat een drukte op een dinsdagmiddag. Als ik wat dichterbij gekomen ben zie ik het, de twee heren nog steeds hand in hand. Alsof zij elkaar nooit hebben losgelaten.

    Ben zo terug – Bart