Categorie: Korte verhalen

  • Lieve jonge Marco, (Beschreven boeken)

    Pareltjes zweet lopen langs mijn voorhoofd, het is warm. Heet, is een beter woord. Tegen beter weten in ben ik naar het dorpje gegaan. Door de hoofdstraat lopend, onder de luifels door om in de schaduw te blijven, kom ik langs een boekhandel. Het is koel in de winkel, de grote hoeveelheid boeken houdt mij voorlopig wel even bezig. Voorin de winkel staan de boeken die nieuw zijn, het is maar een klein gedeelte maar alles lijkt er te staan. Het is maar een kwart van de winkel, alles wat na dit gedeelte staat is tweedehands. Achter in de winkel is aan de linker kant een trap die naar boven gaat en aan de rechterkant een trap naar beneden. De boeken die ik mee had om te lezen op vakantie zijn al uitgelezen, dus zoek ik iets wat ik op vakantie kan lezen en ik graag aan mijn collectie wil toevoegen.

    Bij tweedehands boeken geeft dat altijd een extra onstuimig gevoel van nieuwsgierigheid naar wat er te vinden is. Vooral in winkels waar je nog nooit geweest bent. Als eerste vind ik een versie van G. K. van het Reven van “Op weg naar het einde”. Een grijze kaft met een paarse band waarin diezelfde grijze letters STOA op staat. Op de titelpagina heeft iemand “einde” doorgestreept en “begin”, in licht schuine ballpoint letters, eronder geschreven. Daaronder staat al bijna even onleesbaar de datum. “Woensdag 24 Juni ‘64” met daaronder: “Oom Ernst”

    Dit is waarom ik van tweedehandsboekwinkels houd, Je weet nooit wat je vindt. De tekst van het boek is het zelfde als alle andere drukken, maar de toegevoegde verhalen van anderen, door kleine krabbels in een boek, maakt de verhalen alleen maar interessanter. Mijn hoofd slaat direct op hol. Allerlei vragen schieten, tijdens het lezen van de geschreven toevoeging, door mijn hoofd. Wie is oom Ernst? Wat is er op 24 juli? En waarom schrijf je het in een boek? En misschien wel de grootste vraag waarom maak je van de titel “Op weg naar het einde”, “Op weg naar het begin”.

    ‘Kunt u het vinden?’ De stem is die van de mevrouw die de boekhandel bestiert. Haar stem doet mij uit mijn overpeinzing opschrikken.

    ‘Ik kijk even, dank u’ Zeg ik. Ik laat mijn blik nog een maal over de pagina glijden.

    Op weg naar het einde

                                Begin

                          Woensdag 24 Juni ‘64

                             Oom Ernst  .

    Deze besluit ik mee te nemen, wie weet zit er een verhaal in. Het is een overpeinzing waard. Ik kijk nog wat verder in de winkel, de boven verdieping is gevuld met boeken over geloof, filosofie, niet echt de dingen waar ik nu naar op zoek ben. Beneden zijn het voornamelijk boeken over kunst, ook niet voor nu.

    De kast die de rechterwand van de winkel beslaat staat vol met romans en literatuur. Langzaam lees ik mijn weg door de titels en auteurs. Bij de B vind ik een bundel korte verhalen van Biesheuvel, “De weg naar het licht”. Ik ken een aantal van de korte verhalen maar de meeste heb ik nog nooit gelezen. Een echt vakantie boek. Verder de kast door, bij de M een boek van Geerten Meijsing. Het boek intrigeert mij, de rug is verkleurd door de zon en toch is maar een derde van het boek gelezen. Althans een derde van de rug heeft de sporen van een gelezen paperback. Als ik het open laat vallen op de laatst pagina waar het gelezen lijkt, zit tussen de twee pagina’s een opgevouwen notitie blaadje. De volgende pagina’s zijn nog stug, zoals de pagina’s van een nieuwe paperback. Wat is er gebeurd met de lezer? Waarom tot deze bladzijde en niet verder?

    Een meneer vraagt mij of hij er even langs mag. Ik doe een stap naar achter om hem er langs te laten en laat mijn blik nogmaals langs de pagina glijden en besluit het boek van Meijsing mee te nemen om te kijken wat de rede kan zijn dat het nooit is uitgelezen.

    Ik richt me weer tot de wand vol boeken. M, N, O, niet heel interessant P, Q, R, nog meer; van het Reve. Een roze kaft zo verkleurd tot bijna geel. Lieve Jongens. Een harde kaft, gebonden. Met de papieren omslag nog in zijn geheel om de met zwarte stof beklede kaft. Als ik het boek opensla groet me een gemêleerd roze/witte schudblad en een met vulpen geschreven tekst.

    Lieve jongen Marco,

    De intriges van de beschreven boeken. Nog voor ik verder kan lezen schieten mijn gedachtes naar mijn eigen boekenkast. Mijn beschreven boeken. Niets, is de eerste gedachte, geen enkel boek dat beschreven is. En dan… toch, The Rubaiyat of Omar Khayyam, de tekst: ‘Omdat je bijzonder bent.’ En dan een quote:

    “Je hoeft niet geweldig te zijn om te starten, maar je moet wel starten om geweldig te worden.” Mijn ogen stellen zich weer scherp.

    Lieve jongen Marco,                                                     26 mrt 1992

    Ze krijgen net zoveel spijt als al die uitgevers die Reve toen niet hebben aangedurfd. Dit geschenk als eerbetoon aan het genie dat ik wél heb gezien en waarvoor niets goed genoeg kan zijn.

    1000 Kussen

    Je …(de naam is onleesbaar.)

    Wat gebeurt er met mijn beschreven boeken? Als ze al worden weggebracht naar een tweedehands winkel waar ze wachten op een nieuwe eigenaar?

    Het is nu tweeëntwintig jaar geleden geschreven. Wat is er van Marco geworden? Wie is Marco? Een bekende schrijver? Of heeft hij na de genoemde afwijzing nooit meer een pen aangeraakt? De vragen tuimelen over elkaar in mijn hoofd. Allemaal wachten ze op een antwoord dat nooit zal komen, althans het echte antwoord zal nooit komen. Het weerhoudt mijn brein er niet van zelf antwoorden te maken.

    Het gezicht getekend, kijkend door de boeken in zijn kast. Er moet worden opgeruimd. Hij heeft besloten zijn tijd te besteedden aan een passie die hij nooit echt heeft gevolgd. De tijd is rijp, en hij heeft genoeg opzij gezet om met zijn partner naar Catalonië in het binnenland te emigreren. Niet alles kan mee en zodoende word zijn boekenkast geacht ook te worden na-gespit op onnodig-heden. De stapel aan de rechterkant gaat weg, op zoek naar een nieuwe eigenaar die er goed voor zal zorgen, Dat hoop je althans als je boeken weg doet die je liever niet kwijt wilt. De linker stapel word ingepakt in twee dozen die mee gaan.

    De “lieve jongens” ligt in het midden. Telkens als hij het in zijn handen houdt heeft het meer gewicht. De betekenis en de handgeschreven tekst maken het lastig om er afstand van te doen, maar het heeft hem er ook van weerhouden om het nog eens te proberen. Zittend op de grond tussen de stapels boeken die aan de ene kant moeten worden ingepakt en aan de andere kant moeten worden afgeleverd. Hoe meer hij heeft gekozen tussen de boeken hoe moeilijker het lijkt om het proces afteronden.

    Hoe meer hij over het boek voor zich na denkt des te meer krijgt hij er een hekel aan. Had ik het nooit gekregen… de gedachte was zinloos. Hij had het gekregen en was er gelukkig mee geweest. Maar een genie na jagen is niet te doen. Hoe meer hij de tekst had gelezen hoe meer hij had gezien dat het een kanttekening bij zijn schrijven was. Niet dat het slecht was, maar iemand die te bang is om fouten te maken, maakt uiteindelijk niets meer. Verstard door de angst. In zijn boosheid, was hij gaan staan. Het boek in zijn hand, het liefst verscheurde hij het. Verbrande hij de stukken, omdat de tekst zijn dubbelzinnigheid met de jaren bleef afgeven. Hij gooide het boek op de grond schoof er een deel van een grote stapel bovenop, zodat hij het niet meer hoefde te zien.

    ‘Ik ga even wandelen!’ zei hij toen hij de trap af kwam en bij de voordeur zijn jas aan trok.

    ‘Oké!’ riep een stem van achter in de tuin.

    Hij liep de straat uit links, de duinen in. Het helmgras werd zacht door de wind gestreeld. De warme avondzon trok steeds meer naar het water. De twintig minuten die het normaal nam om het lange pad af te lopen door de duinen, leek korter nu. Dat het boek nog steeds in zijn brein rondzweefde was wel duidelijk. De grote bruuske stappen die hij nam hadden hem zo snel naar het eind van het pad gebracht. Normaal gesproken stak hij de weg over om via de andere kant van de duinen weer terug te lopen. Dat had nu nog geen zin. Even twijfelde hij maar draaide zich resoluut om naar de strandopgang. Nam zijn schoenen een voor een van zijn voeten en stapte de zanderige strandopgang op.

    Zijn blond\grijze haren leken door de lichte windvlagen van de zwaartekracht te zijn ontdaan. De zoute zeelucht vulde zijn neusgaten, zijn tenen begroeven zichzelf in het zand.

    ‘Zo is het gegaan.’ Mompelde hij tegen de wind in, alsof de wind de enige was die het hoefde te horen. Hij herhaalde zich zelf en voegde toe:

    ‘Zo is het gegaan, zo is het geworden.’

    Zijn blauwe ogen volgde het zand bij zijn voeten vandaan, het water in, de branding door, tot aan de horizon daar waar de donkergrijze wolken, in het oranje licht van de ondergaande zon, het water kusten.

    ‘Morgen gaan we weg, om nooit meer terug te keren.’

    Ik sla het boek dicht, loop naar de kassa, reken af en loop de brandende zon weer in.

    Ben zo terug – Bart

  • Afspraak op centraal station

    Nog voor hij aan kwam, was hij al te laat. Het spoor leek hem tegen te werken. Het uren durende perron kwam eindelijk tot een eind. Om na korte tijd zich weer te vullen voor een volgende reis. De omgeving snel, vol emoties die hij in de tijd niet plaatsen kon. Zijn haast. Er werd gerend, gegild en omgeroepen. Tassen werden mee gesleept. Naast zijn oor, de gesproken litanieën van een ongekende taal. De stappen van een geremd persoon. Op het automatisch voort bewegend trap-transport. Kort zijn adem, een koffer blokkeert de voortgang. Tot de laatste tree. Als een kudde vrijgelaten, waaiert zij uiteen. De gehaaste stappen die hij zetten richten zich tot zijn gewenste plaats. Nog voor hij die bereiken kon trilde zijn telefoon. Een bericht van een gestrande reiziger.

    “Ik ben te laat, ik kom zo meteen.”

    Zijn stappen vertragen, er is nog tijd. Zijn ogen lezen de weerspiegelde haast die hij eerder in zijn borst kon voelen, nu is zij buiten zijn lichaam getreden. Hij kijkt naar haar, en leest haar in iedere persoon die hem in zijn voortgang voorbij streeft. Pas als hij zijn standplaats heeft gevonden is zijn haast niet meer. Zijn adem verstild en langzaam lijkt hij uit het publiek te verdwijnen, zijn ogen zijn alleen nog daar.

    Tikkende hakken, bonte jassen, schaterlach en damestas. Een man zit verstild te drinken, zijn pet is verschoven en zijn jas, scheef. Zijn schoenen hebben meer gelopen dan hij lijkt te hebben geleefd. Totaal van alle hectiek verlaten. De grote hal een uitgangspunt. Halve haantjes die elkaar daar ontmoeten, afscheidnemende geliefde alles in bedompte taal. Dan spreekt een stem vanuit de hemel en schept enige orde in dit heelal. Vluchtig, lopen er wat mensen. Opeens een duidelijke weg. Een grote rugtas stort ter aarde, zijn eigenaar zakt langs een pilaar ineen. Vermoeid door zijn gewichtig reizen, drinkt hij uit een oude fles wat water. Steunend op zijn wandelstok baant een oude man zijn weg. De glimlach laat zijn gezicht herleven, bij de aanblik van dit feest.

    Een groepje mannen, konijnenoren. Een steelse blik naar kont, borst of dij. Twee handen die zich verstrengelen ongebroken in de rij naar buiten, hordes mensen. Een eindeloze stroom. Of er steeds meer mensen gaan dan komen.

    Een nieuw bericht haalt hem uit zijn kijkende trance.

    “Ik ben daar over 10 minuten.”

    Ben zo terug – Bart

  • Alice en de kleine prins

    De grote groep mensen van de afdeling zetten zich zelf op beide benen en in de benen, naar de kantine. De computers brommend alleen achter latend. Wit en grijs, de industriële plafonds, het matglas dat de buitenwereld zover weg doet lijken en de constante eenzijdige gesprekken van de medewerkers. Telefonistes, telefonische verkopers, Sales: de “meiden van de verkoop” zo werd er door managers achter de kantoordeuren, met ruime bureaus en doorzichtige ruiten, over hen gesproken. Achteraan in de lijn Alice, alles behalve in Wonderland. Daar waar de rij, aan het einde van de gang linksaf sloeg liep Alice stil naar rechts. Het gebouw uit, linksaf het terrein af, de straat over een klein park in waar ze stil kon zitten en haar lunch kon eten.

    Uit haar tas haalde ze haar rode broodtrommel en een klein boekje, voorzichtig balanceerde ze het boekje op haar schoot terwijl ze haar broodtrommel opende en naast zich op het bankje zette.

    Haar collega’s hadden haar al meerdere keren gevraagd of ze niet samen met hen wilde eten. Alice had niet geweigerd maar gezegd ‘misschien een volgende keer.’ Niemand had verder gevraagd of geprobeerd er achter te komen waar Alice naar toe ging tijdens de pauzes die ze hadden. Er was simpelweg niet genoeg tijd om achter iemand aan te lopen. Wie dan ook.

    Met rechter hand pakte ze een boterham uit de broodtrommel en met haar linker opende ze het boekje op haar schoot en sloeg de bladzijden om tot ze bij hoofdstuk één aangekomen was en begon te lezen.

    “Toen ik een jaar of zes was, zag ik op een keer een prachtige plaat in een kinderboek over het oerwoud, dat ‘Ware Verhalen’ heette.”

    De bladeren aan de grote eik achter haar leken door de wind te worden gedwongen haar een ovatie te geven, vlak voor de wind helemaal ging liggen. Zonder er erg in te hebben at ze haar boterhammen en bleef ze rustig door lezen.

    ‘Mevrouw?’ een klein meisje met blonden haren tikte haar zacht tegen haar hand. ‘Mevrouw, dat boek dat u leest heb ik ook thuis, en mijn moeder zegt dat ze vanavond gaat beginnen. Waarom leest u een boek voor kinderen?’ Alice glimlachte, en sloot het boek met een vinger tussen de bladzijde.

    ‘Sommige grote mensen lezen moeilijke boeken omdat ze dat leuk vinden’ ze bedacht het antwoord tijdens het spreken. ‘en sommige mensen… lezen boeken omdat ze dingen willen leren.’

    ‘Maar dat vroeg ik niet.’ Zei het meisje terwijl ze haar armen over elkaar vouwden.

    ‘Dat klopt,’ zei Alice. ‘De meeste mensen volwassenen lezen boeken voor grote mensen, maar dat doen ze omdat ze volwassen zijn.’

    Het kleine meisje trok haar wenkbrauwen op en vroeg ‘Maar u bent toch ook volwassen?’

    ‘Ja dat klopt. En toch, lees ik kinderboeken. Ken je Alice in Wonderland?’ Het meisje knikte en liep naar de andere kant van het bankje om naast Alice te gaan zitten. ‘Alice valt in slaap en dan komt ze in een andere wereld, toch?’

    ‘Ja’ zei het kleine meisje en nogmaals ‘Ja, dat is zo.’

    ‘Alice komt in die wereld om dat de onze saai is en omdat ze zich verveeld. Daarom is het een leuk boek omdat ze allemaal gekke dingen mee maakt die in het echt niet zouden kunnen, toch?’

    ‘Ja, ik denk dat dat niet kan.’ Alice glimlachte.

    ‘Dus deze wereld is niet zo interessant als die in de kinderboekenwereld.’ Het kleine meisje keek naar de grond opende haar mond om iets te zeggen en sloot haar mond weer om daarna te vragen. ‘Waar gaat het verhaal van De Kleine Prins over?’

    ‘Over een kleine prins. Maar als ik nu al ga vertellen waar het over gaat is vanavond de verrassing weg.’

    ‘Kunt u het niet een klein stukje vertellen?’ Met hoopvolle ogen keek ze Alice aan.

    ‘Oké, een klein stukje dan. De Kleine Prins gaat over een prinsje van een andere planeet die op aarde komt en op een andere manier naar de wereld kijkt.’

    Even keek het meisje naar de eendjes die op het brood waren afgekomen, dat een oudere meneer voor hen had neer gegooid. ‘Net als jij’ zei ze, ‘jij bent een grootmens dat kinderboeken leest. Jij kijkt ook anders naar de wereld.’

    ‘Ik lees kinderboeken omdat ik in een kantoor werk dat grijze muren heeft en witte plafonds en matglazen ramen en omdat kinderboeken mij dat even laten vergeten en een beetje kleur terug brengen.’

    ‘Alice!’ een stem van de andere kant van het park riep en nogmaals. ‘Alice!’

    ‘O, mijn moeder’ zei het kleine meisje. ‘ik moet weg, doeg!’

    Nog tijdens het spreken stak Alice haar hand omhoog en keek haar naamgenoot na.

    Ben zo terug – Bart