Tag: Werk

  • Opstaan en opnieuw beginnen

    Een stapel boeken staat naast haar stoel. Doorgespit op nieuwe woorden en zinnen. Brieven naar iedere uithoek van het land en elke functie die zij maar kon verzinnen. En toch is zij verloren. Verloren op de witte pagina’s, verloren in haar eigen vocabulaire en waar zij nú nog kan beginnen.

     Ben zo terug – Bart

  • Verhalenfabriek VI – Einde

    Lees hier het eerste deel

    Het was zaterdag en het kantoor was leeg, een extra werkdag die hij zelf had ingedeeld. In alle rust zat hij, starend naar zijn scherm, aan zijn werkplek. Even was hij niet bezig met de cijfers. Het beeld was wazig geworden, hij zat verzonken in gedachten.
    Zijn zoontje tot zijn knietjes in de zee bezig met schepje en emmertjes. Het water golfde zachtjes tegen het strand en een warme wind waaide. Hij kon het warme zand onder zijn voeten voelen. Een glimlach op zijn gezicht terwijl hij toekeek hoe zijn vrouw en kind een zandkasteel bouwde. Hij knipperde en nam een slok water. Cijfers, dacht hij bij zichzelf, daar kan ik straks een extra vakantie van opnemen.
    Terwijl hij weer aan het werk ging speelde een andere gedachte door zijn hoofd. De schaduwfiguur die hij een paar dagen terug in zijn glas had gezien. Een figuur had door het glas gekeken. Alsof het vanuit een andere ruimte daar naar binnen keek.

    De enorme ruimte was verstild, alleen het geluid van pennen die over het papier gingen. Door het glas zag hij de man, gebogen over zijn toetsenbord, verdiept in zijn werk. Hij keek naar zijn geschreven zinnen. Een beschrijving van een strandtafereel. Een beeld vol liefde! Zo resoluut als hij er aan begonnen was zo abrupt was het idee weer opgehouden. Een nieuwe gedachte drong zich aan. Hij legde zijn kin op het blad met zijn ogen recht voor het glas en keek naar de werkende man. Toen hij na een minuut zijn ogen sloot branden zij. Even hield hij hen gesloten en voelde het warme traanvocht opwellen. Toen hij ze opende keken twee ogen op de zelfde manier hem aan. Hij trok zijn hoofd naar achteren, raakte uit balans, greep de armleuningen en schopte zijn scheen met volle kracht tegen het blad, waar door hij niet achterover viel. Verdwaast knipperde hij nog een aantal keren met zijn ogen.

    Opeens waren de ogen weg. Een arm vloog door de lucht en de figuur leek buiten beeld te vallen. Nog geen seconde later kwam het hoofd weer dichterbij. Hij voelde zichzelf bij het glas vandaan bewegen. Alsof de figuur hem iets kon doen. Het duurde even voor hij werkelijk zag waar hij naar keek. Het was een verbogen beeld van zichzelf. Alsof hij in een lachspiegel keek. Hij bewoog nieuwsgierig richting het glas. En keek naar een weerspiegeling van zich zelf…

    De man uit het strandtafereel. Hij pakte zijn papier en las het nogmaals door.
    Zijn groene ogen straalde, een rust was over hem gekomen. Terwijl hij daar stond, keek hij naar de zee waar zijn zoontje bezig was met schepje en emmertjes. Het water golfde zacht tegen het strand en een warme wind waaide langs zijn ontblote bovenlijf. Hij voelde het warme zand onder zijn voeten. Een glimlach op zijn gezicht, terwijl hij toekeek hoe zijn vrouw en kind een zandkasteel bouwde. Het pure geluk dat hij voelde vervulde zijn hele lichaam.
    Terwijl hij het las hield hij het schuin bij het glas.

    Het hoofd draaide zich schuin weg en pakte iets buiten het beeld. Het papier dat hij bekeek was beschreven, maar het glas vertekende de letters zodanig dat het onmogelijk was om het te lezen. Hij kneep zijn ogen iets dicht om het beter te kunnen zien. Het hielp niets. Opnieuw bewoog het papier deze keer zo, dat de geschreven letters leesbaar werden. Hij begon te lezen en fluisterde, ‘Dit zijn mijn gedachte…’

    Ben zo terug – Bart

  • Verhalenfabriek. III – Schets

    Het werk was er net zo saai als overal. De oude hangaar was een open werkplaats met “hang-outs” voor “meetings” een koffiebar waar groene sapjes en water werd opgegoten op koffie in filters. Er was nergens ruimte om rustig te werken aan de troosteloze cijfertjes. Alleen aan de oostkant van de hangaar waren vier kantoortjes waar alle afleiding, die een inspirerende werkplek met zich mee brengen, buitensloten. Deze morgen was ik vroeg en kon ik een van die kleine ruimtes voor mijzelf bemachtigen. Het licht van de laaghangende zon scheen oranje door het hele gebouw. Terwijl de laptop opstartte dronk ik mijn koffie. Langzaam vulde het gebouw zich met werknemers. Met ideeën en de mensen, die hen voortbrengen. Soms, achter dat glas, bekeek ik hen vanuit mijn eigen wereld alsof ik er niet helemaal bij hoorde.

     

    Ben zo terug – Bart

    Lees deel 4 hier

  • …wat het is

    De yoghurt komt stroperig uit het pak gelopen als hij het over zijn muesli giet. Het is elf uur, zijn wekker ligt verslagen op de grond naast zijn onopgemaakte bed. De batterijen op zijn nachtkastje en de zon kleurt zijn woonkamer voorjaargeel. In zijn hoofd is het herfst, misschien meer winter. Zijn ontslag hangt boven zijn hoofd als een donkergrijze wolk die op hem neer blijft regenen. Niet dat het ontslag gister was of zelfs vorige week. De strijd met de sollicitaties is al een jaar aan de gang. Met elke afwijzing wordt er een stukje van zijn menszijn afgebroken en verguist, in een enveloppe aan hem terug gezonden. De loze kreten en aanmoedigingen die hij terug krijgt op zijn brieven zijn net zo erg als de standaard e-mail die je laat weten dat “we, je helaas moeten mededelen dat je niet door bent naar de volgende ronde” of “je valt niet geheel binnen het profiel van wat wij zoeken”.
    Er is een stilte in zijn huis gevallen die door niets doorbroken lijkt te kunnen worden. Er is iets aan hem veranderd. Hij lacht nog steeds… maakt grappen en toch is er een subtiel verschil. Zijn ogen glanzen in het licht. Misschien zijn het zijn schouders, iets meer hangend dan normaal. Zelfs dat verklaart het niet. Pas als hij starend voor zijn schaaltje yoghurt met muesli zit, valt het op; hij is niet uit focus, de focus is perfect.
    Het is een beeld dat Monet of van Gogh geschilderd zou kunnen hebben. De focus ontaard zijn wezen. Geen glad beeld meer maar gefragmenteerd. Streepjes en lijntjes. Dikke klodders. De glans in zijn ogen is een veeg wit en zijn glimlach opgebouwd uit honderden lijntjes in alle mogelijke kleuren. Pas als je met je ogen knijpt, zie je weer een mens.

    Ben zo terug – Bart

  • In de stoel

     

    ‘Ik was een jaar of zeven toen ik opeens iemand moest zijn. “Wat wil je later worden?”, was de vraag; niet dat deze nog nooit eerder gesteld was. De urgentie was anders. Als een hert dat zich blind staart in de koplampen van een naderende vrachtwagen. Er hing iets vanaf.’ Ik viel stil. mijn brein vulde zich met herinneringen.
    ‘In eerste instantie gaat het over een beroep. Ik denk dat ik niet eerder had nagedacht over wie ik was. Nu moest ik opeens een toekomst kiezen. Niet officieel, dat kwam later.’ Een merel staarde naar binnen, alsof het televisie aan het kijken was. Hij vloot zacht, of hij wilde zeggen “Stil nou, ik wil weten waar het over gaat”.
    ‘Het enige wat ik kon bedenken was iets dat mijn interesse had. Theater en cabaret. Dus werd ik een cabaretier. Misschien was het nog wel meer de taal. Ik schreef volledige liedteksten uit. Veelal luisterend naar cd of lp. Nu begrijp ik die fascinatie beter, het heeft veel meer te maken met wat iemand zegt en wat het betekend.’ De thee die naast mij stond was van het soort dat een laagje schuim op zich draagt, omdat het uit een automaat komt die het water niet kookt maar warm maakt.
    ‘Wist je wie je was?’ vroeg ze mij toen ik een tijdje stil was.
    ‘Nee, dat denk ik niet.’, zei ik na lang twijfelen. ‘Nu denk ik vaak had ik maar beter nagedacht, mijn tijd beter besteedt, meer zelfonderzoek gedaan naar wat ik wilde. In de jaren die volgde waren er genoeg mensen die wel een idee hadden. Alsof je tweedehands aan je beroep kunt komen. Ik heb het in ieder geval op die manier geprobeerd. Ik heb in winkels gewerkt, in de zorg, in een restaurant en nu weer… ’ mijn stem daalde af tot er niets overbleef, ‘verschillende opleidingen gedaan en dingen geprobeerd. Ik weet in ieder geval dat ik niet gemaakt ben om voor de klas te staan. Ik heb ethische en morele problemen met het testen van mensen.’
    ‘Weet je wie je nu bent, of wat je wil worden?’ sneed haar stem door mijn meanderende geklets.
    ‘Ik weet nooit wat ik met mijn kennis moet. Ik weet van alles, maar waar ik het voor zou kunnen gebruiken, ontgaat mij totaal.

    O, what can ail thee, knight-at-arms,
    Alone and palely loitering?
    The sedge has wither’d from the lake,
    And no birds sing.
    (La Belle Dame sans Merci – John Keats)

    Daar is nog nooit iemand op aangenomen. Of:

     

    Daar zie ik ook mezelf. Alleen
    mijn hoofd deint boven het watervlak,
    beweegt de mond als sprak
    het, een verbaasde zeemeermin.
    (Afsluitdijk – M. Vasalis)

    Of nog beter:

    Our history books refer to it
    In cryptic little notes,
    It’s quite a common topic on
    The transatlantic boats;
    I’ve found the subject mentioned in
    Accounts of suicides,
    And even seen it scribbled on
    The backs of railway-guides.

    Dat is van W. H. Auden het gedicht heet; O, Tell Me the Truth About Love. Ik heb het in een boekje met een Nederlandse vertaling van Willem Wilmink. Maar wat heb je er aan? Dat is de echte vraag. Het is niet dat ik het twintig keer gelezen heb en het daardoor zo kan oplepelen. De gedichten die ik echt mooi vind, heb ik nooit in mijn hoofd kunnen stampen. Ik kan refereren aan filosofen en hun filosofie en aan mensen die ik interessant vind. Stephen Fry, Dan Savage of Christopher Hitchens. Maar ik heb er niets aan, ben er nooit beter van geworden en het heeft mij nooit tot een daadwerkelijk doel geholpen. Laat staan een beroep. Dus nee, ik heb eigenlijk nog steeds geen enkel idee.’
    Haar ogen gleden naar haar pols. Het horloge, de wijzers, de aangegeven tijd. Ik sloeg mijn armen over elkaar en ging achterover in de stoel zitten.

    Ben zo terug – Bart

     

     

     

  • laatste dag

    De donkere klanken vlijde zich van boven uit de kerktoren over de huizen terwijl de eerste zonnestralen de grijze regenwolken paars, rood en oranje kleurden. Met elke wenteling van de trappers knarste het tandwiel van zijn fiets, wat tegen de wind in bijna niet meer te horen was. Aan de slapen waren de grijze haren onder zijn hoofddeksel zichtbaar, alleen op de kin en wang was zijn donkere baard lichter geworden. Zijn blauw grijze ogen leken jong naast de gerimpelde huid van het constante knijpen. Hij was koppig vooral als het ging om de aftakeling van zijn eigen lichaam. Zijn handen trokken aan het stuur terwijl hij met volle kracht zijn linker been naar beneden drukte om tegen de wind in te komen. Ondanks de kou waren er door de inspanning druppeltjes zweet op zijn voorhoofd ontstaan. Zijn jas werd strak om zijn lichaam geblazen door de onzichtbare muur die de onophoudelijke wind opwierp. Zoals hij tegen de wind streed zo vocht de wind tegen de wolken en de regen. Een onvermijdelijke strijd tussen de meesters van het luchtruim. De ketting strak gespannen door de druk die hij op de trappers uitoefende om maar vooruit te komen. Gekleed in donker blauwe overall die vol met lijm en verf vlekken zat was hij op weg naar zijn werkplaats. Door het smalle laantje waar hij elke dag van zijn werkzame leven langs fietste, dan langs de dijk waar de schapen hem met hun ogen volgde tot hij niet meer interessant was. Als kleine jonge ging hij met zijn opa langs de sloot kant zitten vissen. Toen hij ouder was werd opa ingeruild voor vriendjes die in de oude eendenkooi hutten bouwde en op lome zomerdagen langs dezelfde slootkant zaten te vissen en als het heel warm was kon je zwemmen op quarantaine. De oversteek van het lege landschap met de schapen en koeien naar de eerste huizen van het volgende dorpje. Door de glooiing van het landschap was er van het plaatsje nog niets te zien maar de lantarenpalen gaven aan dat het er aan stond te komen. De eerste motor van een auto klonk en een meeuw schreeuwde tegen de wind in en sloeg zich met wilde vleugelslagen naar voren. Nog voor de auto hem voorbij was viel een kleine sneeuw vlok op zijn zwarte werk-jas. Het ijs kristal was zes puntig met aan iedere spijl drie andere uitstulpingen die allemaal naar buiten gericht leken. Maar voor hij zijn blik weer terug kon brengen van de auto naar het sneeuwvlokje was het weggesmolten. Het grind van het pad naar de werkplaats knarste onder de banden van zijn fiets terwijl hij afstapte en een zwarte kat weg sloop tussen een kier in de schutting. Toen de tl lichten een paar keer knipperde, snoof hij de lucht van het onbehandelde hout op dat in grote krullen naast zijn werkbank lagen. Het was altijd dezelfde geur geweest, toen hij de eerste keer hier kwam was het zo, toen hij als jonge man hier kwam werken en nu het zijn werkplaats was. Eigenlijk was er nooit iets veranderd, op wat modernere apparatuur na dan. Maar alles was nog steeds handwerk, zoals dat al generaties lang was geweest. De kachel stookte hij op het afval hout wat hij overhield en was het eerste van het gehele ochtend ritueel dat hij afwerkte voor hij daadwerkelijk aan de slag ging. Eerst het licht en de kachel daarna de koffie die hij ’s morgens en ’s middags zette en het hout dat hij nodig had zoeken om zo aan het werk te kunnen. Hij ergerde zich aan de houtkrullen die op de grond lagen, de dag ervoor hij was zonder verder op te ruimen naar huis gegaan. De gewoonte doorbroken. Met een bezem veegde hij ze bij elkaar en gebruikte ze om het vuur mee aan te maken. De stapels hout die normaal altijd tegen de achterwand van de werkplaats lagen waren er niet meer. Met zijn kop koffie ging hij op zijn houten kruk voor het vuur zitten en nipte kleine slokjes. Hij hoefde hier niet meer te zijn, al zijn werk was voltooid en afgeleverd. Opgeheven door de tijd zoals een typemachine dat was. Nog één keer wilde hij de geur van het hout ruiken, nog een keer de machines aanraken en nog één keer met de buurman kletsen zoals dat gewoonte was geworden in de afgelopen jaren. Om daarna maar weer naar huis te gaan.

    Ben zo terug – Bart