Tag: meningen

  • Genesis van een eind V (einde)

    Totaal gebroken door de onnatuurlijke houding waarin hij in slaap gevallen was schrok Gerhart wakker. Een suppoost had hem geroepen in zijn droom, de cel was nog steeds donker. Zware voetstappen klonken op de gang. Gerhart ging rechtop zitten en wreef de slaap uit zijn ogen, hij had geen idee hoe laat het was. Met een klap sloeg een celdeur dicht, hij kon niet helemaal duidelijk opmaken uit het geluid, of het dichtbij was. Opeens kwam een fel licht naar binnen toen het luikje in de deur open werd getrokken.
    ‘Meneer Schultze!’, een vriendelijke stem sprak op een natuurlijkere toon dan dat hij zich herinnerde van de avond daarvoor, ‘Ik ga de deur open maken, dan gaat u met mij mee.’ Nog voor Gerhart kon reageren klikte het buikje dicht en draaide de knarsende sleutel het slot van de deur los.

    Gerhart werd door een stelsel van gangen geleid waar hij niemand tegen kwam. Pas na een paar minuten, toen zij opeens stilhielden in het midden van een gang en zij zich omdraaide in de richting waar zij vandaan kwamen, viel hem op dat bij elke hoek een soort stoplicht hingen. Er werd niet gesproken in de gangen je hoorde enkel voetstappen. Uiteindelijk kwamen zij bij een kantoortje waar hij in een stoel werd gezet. De wacht verliet de kamer met de woorden ‘Wacht hier’, alsof hij enig idee had hoe hij hier weg kon komen. Eén van de zwarte pakken kwam binnen gewandeld. Deze keer met een compleet andere houding.
    ‘Onze excuses voor de lange wachttijd. Dit gesprek had gisteravond plaats moeten vinden maar er waren wat, laat ik zeggen ontwikkelingen, die onze aandacht vroegen.’ Gerhart keek de man verbijsterd aan, niet begrijpend waar deze metamorfose vandaan kwam. Het leek hem het beste de man zijn zegje te laten doen. ‘U begrijpt waarom u hier bent?’ vroeg de man met een denigrerende blik over zijn leesbrilletje terwijl hij haastig bleef krabbelen op zijn papier.
    ‘Nee?’ het klonk meer als een vraag dan een antwoord. Gerhart vroeg zich af of de man de avond ervoor niet had mee gekregen. ‘Ik heb geen idee.’ voegde hij er aan toe. Het gesprek bleef een vraag en antwoordspelletje waar Gerhart zich op het laatst geen raad meer mee wist. Enigszins uit zijn behulpzame rol vallend, toen hij op boze toon aan de man vroeg; ‘Wat wilt u nu van mij?’ Het was er uit voor hij er erg in had maar antwoord kreeg hij niet. De man had een streep onder zijn aantekeningen gezet en had hem vriendelijk bedankt voor zijn medewerking. Twintig minuten later stond hij op het trottoir voor zijn huis.

    Toen hij naar boven liep zag hij de voordeur van zijn appartement openstaan. Met een paar grote stappen was hij binnen. De boekenkast was overhoop getrokken en de lade van zijn bureau stonden open, een paar lege papieren lagen op de grond. Gerhart bekeek de chaos. De typemachine stond nog keurig op zijn plaats, al zijn schrijven was verdwenen de lades leeg. Met grote precisie zette hij de boeken weer terug in de kast. Toen hij klaar was merkte hij dat er boeken weg waren. De hiaten waar ooit tekst had gestaan, illustreerde het gevoel dat hij had bij de plaats die ooit zijn thuis was geweest. Hij sloot de voordeur, maar voor hij dat deed keek hij nog snel door de gang, niemand. Alsof er nooit iets was gebeurd.

    Argeloos schoof hij de lade dicht pakte het papier van de grond dat hij in een nette stapel naast de typemachine legde. Gerhart keek nogmaals door de kamer alles was netjes, niets deed aan de rommel herinneren. Hij pakte zijn vulpen en schreef zoveel hij zich nog kon indenken van het verhaal op. Toen hij daarmee klaar was las hij de geschreven woorden aan zichzelf voor. Even zat hij verstilt toen hij klaar was met lezen. De lucht was helder blauw met een enkele schapenwolk. Toen schreef hij:

    De regen was verstilt, de lantarenpalen hadden het meeste werk voor die nacht voltooid en een lichte gloed vormde aan de horizon in aankondiging van de komende dag. Hij had zijn computer weer opgestart om zijn handgeschreven aantekeningen uit te werken. Na een uur was hij klaar. Hij las de tekst die hij had uitgewerkt door en stak tevreden een sigaret op. De rokende sigaret in de asbak, begon hij zijn tekst te herschrijven. De regels korter of juist langer al naar gelang het verhaal dat nodig had. Het apparaat bewaarde de tekst tijdens het schrijven zodat hij het niet zou verliezen. nadat hij driekwart van zijn tekst had veranderd haperde het opslag balkje onderin zijn beeldscherm. Het ging weer verder en stopte weer. Waarna het beeld flikkerde en het scherm zwart werd.

    Ben zo terug – Bart

  • Genesis van een einde II

    Gerhart tikte de laatste letter van het woord en begon de paragraaf te lezen. Hij was een jonge journalist die wat naamsbekendheid had verworven met een stuk dat hij schreef over de verschuiving in het politieke landschap. Het stuk handelde over het sluiten van de NSB voor Joden door Mussert en werd niet door iedereen positief ontvangen. Het had hem een buitenstaander gemaakt. Ook schreef hij, met veel kritiek, over de opening van het concentratie kamp Neuengamme. De definitieve oplossing voor het jodenprobleem was een vraagstuk dat niet iedereen met open ogen wilde ontvangen maar het werd zeker in bepaalde kringen besproken. Door zijn kundigheid en volharding kreeg Gerhart het voor elkaar iets van deze gesprekken mee te krijgen en daar een snijdend stuk over te publiceren. Het was de eerste keer geweest dat hij zich bedreigt voelde binnen zijn baan. Na het laatste opiniestuk was hij er helemaal mee gestopt. De bevolking wilde niet haar ogen openen voor de misstanden van de regerende partijen en het werd steeds lastiger om nog vrij te schrijven voor een dagblad. Zó, was hij verhalen gaan schrijven. Al lezend streek hij met de vingers van zijn linkerhand langs zijn lippen. Bij de laatste zin zette hij zijn vingers weer op de toetsen.

    De computer was zijn grootste probleem. Het was in het jaar voor dit verhaal dat een jonge soldaat naar buiten was getreden met documenten die aantoonde dat de Veiligheidsdiensten niet alleen bezig waren met het registreren van de handelingen van verdachte personages; Dat iedere wereldburger die verbonden was met het web tot het meest clichématige detail werd opgenomen in de databank. Een bibliotheek van personen en niet zo één die je, zoals in ’33 de nazi’s dat deden, kunt verbranden. De onvrede van mensen was voelbaar in elk gesprek, praatprogramma’s draaide op volle toeren om te verenigen door een gezamenlijke vijand te vinden. Wat het er niet beter op maakte. Het nieuws was overgegaan in een parade van meningen en overtuigingen die op te splitsen waren in twee groepen die onoverkomelijk van mening waren dat de andere het verkeerd had. Vanachter zijn computer zette hij de televisie uit. Een onverwachte stilte zette zich vast in het appartement. Hij overzag de zee aan letters voor zich en begon te lezen.

    Gerhart zat alweer te schrijven toen de bel ging. Met zijn ene hand opende hij de lade van zijn bureau en met zijn andere griste hij het blad uit zijn typemachine legde het boven op de stapel die hij samen in de la propte. “Je wist maar nooit wie er aan de deur stond”. Hij liep de gang in en opende het luikje in de voordeur dat hij had laten plaatsen na de bedreigingen over zijn stukken in de krant. Er was niemand te zien. Voorzichtig opende hij de deur die nog vast zat met een haak en keek door de spleet die was ontstaan naar buiten. Niemand! Nog net voor hij de deur weer wilde sluiten zag hij een verfomfaaide witte enveloppe op de mat liggen. Hij pakte deze op bekeek het aandachtig en sloot de deur. De brief was ligt, niet meer dan een vel en er stond niets op om aan te geven wie de geadresseerde was. Gerhart opende de enveloppe en las de haastig gekrabbelde woorden. “Ik hoop dat u blijft schrijven er zijn mensen die uw stukken en uw journalistieke integriteit waarderen. Was getekend, Een liefhebber.” De zwarte inkt was wat gevlekt, waarschijnlijk door de hand die het zo haastig geschreven had. Geen naam, iemand die wist wat het betekende als je onder een brief je naam schreef, iedereen kan je dan terug vinden. Hij zette het kaartje tegen het raam bij zijn schrijftafel en haalde de papieren weer tevoorschijn, draaide het halfvolle blad weer er in en begon weer te schrijven.

    Vaak maakte hij zich druk om de manier waarop hij zijn meningen in de verhalen liet doorschijnen. Iedereen kon het nog terug vinden. Nu was hij nog vrij om dat op deze manier te doen, maar als dat ooit eens veranderde dan was het onmogelijk dat terug te draaien. Hij wreef zich over het gezicht schudde zijn handen en probeerde aan iets anders te denken.

    Het eerste deel kunt u hier lezen
    Lees hier verder.

    Ben zo terug – Bart

     

  • Doe mij die mening maar…. Niet!

    ‘Het is toch de bedoeling dat de kijkers een goed idee krijgen over welke problemen er nog zijn met het onderwerp dat wij bespreken?’ Zijn voorhoofd was nat van het zweet, wat de laag van make-up die voor de televisie op zijn gezicht was gesmeerd plakkerig maakte. De lichten in de studio maakte het alleen maar erger. ‘Het heeft alles te maken met het feit dat we nog niet eens weten hoe het brein precies in elkaar zit en u gaat nu beweren dat u weet wat de beste oplossing is om dit op te lossen?’ De presentator was meer naar voren gaan zitten op zijn stoel om het gesprek te volgen. Het irriteerde hem dat dit de rol was die hij moest aannemen binnen dit gesprek.

    ’s Middags had hij een telefoontje gehad of hij wilde verschijnen in een programma om een alternatieve mening te geven. Al snel had hij in de gaten gekregen dat hij en de andere gast die nu tegenover elkaar zaten nagenoeg dezelfde ideeën over het onderwerp hadden. Nu was er déze rol voor hem weg gelegd: “De andere mening”. Het ergerde hem omdat het hem altijd al vreemd was voorgekomen dat mensen in het algemeen niet een andere mening konden verdedigen zoals hen eigen mening. Hij had nooit echt een probleem gehad om in te zien dat een ander idee, een andere positie, innemen zinnig kon zijn. Vooral als het ging over onderwerpen die moeilijk waren of waar men in het algemeen onvoldoende informatie over hadden.

    Hij was voorgesteld aan de dame die met hem in debat zou gaan en zij werden samen voorbereid over hoe dit alles zou verlopen. Het zou een gesprek van een minuut of tien worden, dat met een studiopubliek werd opgenomen. Ze hadden nog wat gesproken voor dat de opnamen zouden beginnen en waren allebei naar hun eigen kleedkamer gegaan. Het “item” zou worden geïntroduceerd met een kort fragment uit een documentaire, waarna zij beiden het gesprek zouden hebben. Terwijl het publiek de studio in kwam sprak hij nog kort met een van de programmamakers.

    ‘Ik wil je vragen om in het gesprek…’ begon de man. Terwijl hij met zijn twee handen op de tafel leunde, het onderste knoopje van zijn blouse los, waardoor een irritant stukje van zijn buik bloot kwam. ‘Je begrijpt me wel. We moeten een programma maken dat interessant is om naar te kijken,’ voegde hij er aan toe terwijl hij naar voren boog en de blote behaarde buik over de tafel schoof. ‘Het is goed voor de cijfers als we iemand hebben die een mening geeft die niet populair is.’

    ‘Ik denk dat het een probleem is dat u denkt dat we de werkelijkheid aan moeten passen aan de desillusie van een patiënt.’ was het eerste standpunt dat hij wilde maken. ‘Ik geef u gelijk als u zegt dat wij deze mensen moeten helpen. Maar om nu te zeggen dat het precies dát is wat we moeten doen, gaat mij een straat te ver. Er zijn psychiatrische aandoeningen die mensen laten denken dat hun arm niet van henzelf is. De notie dat u overweegt deze mensen een arm af te zetten vind ik verwerpelijk.’ De dame keek hem met een rood aanlopend gezicht aan. De presentator stapte in om de dame aan de andere kant van de tafel de kans te geven een reactie te geven.

    ‘Ik…’ begon zij, ‘ik weet niet wat ik moet zeggen.’ Na de hapering was ze op stoom gekomen. Zij had hem aangekeken alsof hij de grootste, slechtste, meest onbeschofte hufter was die zij ooit had mee gemaakt. ‘Luister! Ik ben hier gekomen om de problemen in de maatschappij te bespreken die transgendermensen ervaren. Niet om een meneer, “ik weet het beter”, een verhaaltje gevuld met onzin te laten vertellen. Wat als er iemand zit te kijken die het zo zwaar heeft dat diegene het niet meer ziet zitten. Wat als diegene na het beluisteren van uw onzin zijn leven beëindigt.’ Met haar linker hand schuift de dame haar bril weer terug van het puntje van haar neus.

    Hij had zich voor genomen een gesprek aan te gaan en de mensen een beeld te geven van de problemen die nog niet volledig bekent waren. Pas nadat de dame had gesproken werd hem het plaatje duidelijk, toen de presentator zei dat hij daar een totaal andere mening over had. Toen begreep hij in welk spelletje hij terecht was gekomen. Hoe elk woord dat hij zou uiten, dat niet volledig het zelfde was als die van de dame, tegen hem misbruikt zou worden.

    ‘Ik heb daar totaal geen andere menig over…’ Hij merkte dat zijn eigen stem hem in de steek liet door niet stevig, sterk en duidelijk te klinken. Het klonk meer als een verontschuldiging, alsof hij met zijn hand in de snoeppot was gesnapt. ‘Ik denk er bijna hetzelfde over, ik vind het alleen belangrijk dat we duidelijk hebben wat we weten en waarvan we nog niet zo zeker zijn.’ Zijn handen werden klam en koud van het zweet. De irritante houding van de presentator ging hem steeds meer tegenstaan. Het publiek zat in volle verwachting te luisteren. ‘Ik denk…’ opeens viel een vlek op de das van de presentator hem op. De geur van de zaal maakte hem misselijk. ‘Ik denk dat het belangrijk is dat het publiek weet dat het instituut dat bijvoorbeeld de eerste operaties voor verandering van sekse uitvoerde, deze niet meer doet. Omdat er na langdurig onderzoek is gebleken dat de hoeveelheid mensen die nadat zij de operatie hebben ondergaan, de hoeveelheid zelfmoordpogingen even hoog blijven en in sommige gevallen zelfs hoger zijn. De mensen waar u over spreekt hebben niet altijd baat bij deze operatie.’ Zijn haren plakte aan zijn voorhoofd. ‘Het is toch de bedoeling dat de kijkers een goed idee krijgen…?’

    Ben zo terug – Bart