Categorie: Geen categorie

  • Puur

    ‘Hoe is het deze week gegaan?’ De armleuningen van de stoel omringen mij, zodat ik mij veilig zal voelen. Het gestileerde interieur van een kantoor of beter behandelingskamer. De overbodige boeken in de kast tegen één wand van de ruimte. Hinten van magnolia en lavendel zweven door de ruimte speciaal dáár, voor de gemoedsrust. Een kleine houten tafel staat midden tussen ons in, op het iets te witte en wollige tapijt. Ik nestel mij dieper in de zwart-lerenstoel voor ik hem antwoord.
    ‘Goed hoor!’ zeg ik dan iets te snel. ‘Ik heb de hele week na gedacht over je vraag van de laatste sessie.’ Een korte stilte. ‘Wanneer de eerste keer was dat ik romantische of seksuele gevoelens voor iemand had.’ leg ik uit. Met een verbaasde blik kijkt hij op van zijn notities. Het was geen opdracht om daarachter te komen maar de vraag die hij tussen door gesteld had fascineerde mij mateloos. Door een enkele knik van zijn hoofd gaf hij aan dat hij begreep waar ik het over had. ‘De eerste relatie was rond mijn twintigste. Of dat de eerste keer was dat ik gevoelens voor iemand had op die manier…’ ik focus mijn blik op het wollen tapijt. ‘Ik was achttien dat ik mijn ouders vertelde dat ik op mannen viel.’ Voegde ik er voor de duidelijkheid aan toe. Ik was die week daarvoor ook niet echt tot een antwoord gekomen. Als ik door de kamer kijk op zoek naar woorden, zie ik in de kast vol serieuze boeken een titel die ik herken. Mijn gedachten op een rijtje zettend, lees ik met een glimlach; “Hieronijmus van Alphen Kleine Gedigten voor Kinderen”. Een zin uit het boek speelt door mijn hoofd; “Zegt tog niet, mijn lieve wigtjes”.
    ‘Ik was een jaar vier, vijf.’ Begin ik mijn verhaal. ‘De kleuterschool. Het was gewoonte dat er twee mensen uit de hoogste klas, tijdens de pauzes, op de kleuters pasten. Zodat de lerares rustig koffie kon drinken. In dit geval waren dat twee jongens. In mijn geheugen was hij daar opeens. Een klassieke schoonheid die vaak aan engelen wordt toegedicht, Kort blond krullend haar en fel groene ogen die met oneindige nieuwsgierigheid de wereld bekeken. Waarom weet ik niet maar altijd glanzend met een niet te ontkennen vreugde en plezier.’ De glimlach zakt van mijn gezicht en mijn ogen laten de titel los om te focussen op de man tegenover mij. ‘Ik herinner mij niets van die pauzes, alleen van de laatste dag van het schooljaar. De musical werd ’s middags opgevoerd door hen die ons gingen verlaten. Met iedere stap uit de grote ruimte, waar we deze hadden gezien, werd ik weemoediger. Een soort pijn maar niet scherp of schurend, steeds aanwezig een soort druk. Alsof ik verdronk in verdriet, zou ik er nu van maken. Niet dat ik het toen begreep. De lerares heeft er nog iets over gevraagd maar ik weet niet meer wat ik geantwoord heb. Misschien is het gevoel van verlies, de beste beschrijving. Een einde. Ik kan er voor mijzelf niet achter komen welke vorm van aantrekkingskracht het was, in ieder geval was het niets seksueels. Het was misschien wel meer dat ik niet bang voor hem was. Iemand die groter was, ouder. Niet dat ik bang was voor de andere.’ Om volledig te zijn voegde ik er aan toe ‘nooit helemaal begrepen?’ ik hoorde de vraag in mijn stem door klinken. ‘In ieder geval, het voelde als een soort sentimenteel afscheid. Voorgoed.’ Ik keek weer op en zag de pen over het papier glijden. Aantekeningen, dacht ik bij mijzelf, “voer voor psychologen”. Een glimlach kon ik niet onder drukken.

    Opeens viel het vierkante object op de tafel mij op. Zand met een mini harkje. Iedereen heeft een eigen manier om zich van stress te ontdoen. ‘Op mijn negende verjaardag kreeg ik van mijn ouders een instrument en muzieklessen cadeau’, vertelde ik verder. ‘Gespannen wachtend in de ruimte om binnen gelaten te worden, de les voor mij was iemand die piano speelde. Elke week een nieuwe les, en steeds dezelfde pianiste die voor mij les had. Waarom weet ik niet meer, maar ik kon niet komen om de een of andere reden, dus had ik een nieuwe afspraak gemaakt voor een andere dag. Opnieuw klonk de piano. Dat ik binnen werd geroepen was hij daar weer. Net zo opeens als hij in de kleuterklas was verschenen. Onhandig liep ik naar de plaats waar wij de lessen van deze week zouden gaan spelen. De muzieklerares en hij stonden bij de vleugel waar zijn spel had geklonken. Een gestameld hallo, van mij. Ik legde mijn spullen klaar en ging op de stoel zitten wachten. Ik was in de war van zijn aanwezigheid en waarom het zoveel met mij deed. Van wat ik in de vluchtige blik die ik naar hem durfde te werpen had gezien waren zijn haren langer, bijna tot zijn schouders. Verder was er niets anders aan hem. Pas nadat hij de ruimte verliet, met een vriendelijke groet in mijn richting, ontspande ik. Niet minder onzeker. In mijn herinnering heeft het een hele tijd geduurd voor ik hem weer zag, maar het moet hetzelfde jaar zijn geweest. Ieder jaar werden alle ouders uitgenodigd op een avond waar elke leerling zijn voortgang kon laten zien.’ Ik pakte het glas water wat voor mij klaar stond op de tafel en nam een grote slok. ‘Alle meiden die lessen volgden vonden hem interessant, dat is eigenlijk het enige wat ik nog weet van die avond.’, zei ik mijn glas voorzichtig terugzettend op de tafel. ‘Vooral mijn verwarring over de hele situatie. Ik weet dat hij liedjes schreef en zong maar of dat op die avond ook zo was zou ik me niet meer weten.’ Een diepe zucht klonk van tegen over mij, terwijl ik mijzelf weer nestelde tussen de geruststellende armen van de stoel. Het leer kraakte door mijn beweging maar zijn pen verliet het papier niet. ‘Ik denk dat ik op dat moment voor mijzelf had besloten dat het iemand was waar ik tegen opkeek. Waar ik bewondering voor had, dat was makkelijker te begrijpen. Ik heb hem nog een aantal keer gezien daar, verder eigenlijk nooit.’

    In de stilte die gevallen was na mijn laatste zin kon je het gekras van een ballpen op papier duidelijk horen. In de ruimte die viel zocht ik de bruin/rode kaft van Hieronijmus van Alphen op. Ik kon de tweede zin van het gedicht niet meer terug vinden in mijn brein. Een diepe zucht verliet mijn longen. ‘Het duurde een aantal jaren voor ik hem weer zag.’ begon ik het laatste deel van mijn verhaal. ‘Ik was al een aantal jaren gestopt met muzieklessen. De lerares had mij benadert omdat er iets was waar zij een grote groep mensen voor nodig had, “of ik niet ook mee wilde doen.” Nog voor ik wist wat precies de bedoeling was stemde ik toe. Steeds enthousiast om mee te doen, vooral omdat het altijd iets bijzonder werd. Zij vertelde mij dat hij ook mee zou doen als hij het ging redden, want hij was nog ergens op reis. Toen ik binnen liep bij de repetities zocht ik hem maar hij was nergens te bekennen. Pas op de dag van de uitvoering zag ik hem, ik was al binnen met een gedeelte van de groep toen ik hem uit een auto zag stappen. Deze keer was ik bekent met mijn gevoelens, ik had mijn eerste relatie gehad en wist wat ik verwachten kon. Pas nadat alles was gedaan kwam hij naar mij toe. Hoe het met mij ging en wat ik allemaal deed, was de vraag. Even viel het stil maar ik herpakte mij…’ ik liet het boek weer los ik zou er zo nooit achter komen, moest het thuis maar even uit mijn boekenkast vissen en het opzoeken. ‘Deze keer voerde wij een gesprek, geen gestamel en onhandigheid, gewoon spreken zoals volwassenen dat doen.’ De man tegenover mij was klaar met schrijven. Hij keek mij recht aan. ‘dat was de laatste keer dat ik hem gezien heb.’ Hij keek over zijn kleine brillenglazen in mijn richting, zijn pen tikkend op het papier. ‘Waarschijnlijk duikt hij wel weer ergens onverwachts op.’, besloot ik mijn betoog.

    Ben zo terug – Bart

  • Art Poetry

    Digitale tekst maakt voor een andere vorm van Art Poetry… Een poging met de laatste pagina van Douglas Adam’s So long and thanks for all the fish.

    art poetry

    Ben zo terug – Bart

  • Sneeuwwitte sneeuw

    Ik had al veel oude mensen gezien op onze reis hier naar toe, in alle tinten grijs waren zij voorbij gekomen. Wij hadden ons gesetteld in een oud, afgebladderd en verloren huur appartement. Mijn moeder liep onrustig tussen de vertrekken om alle mee gebrachte spullen een plaats te geven. Mijn vader was elke mogelijkheid aan het afzoeken om de ruimtes te ontdoen van de muffe geur, die zich in de lange afwezigheid van huurders leek te hebben opgehoopt. Ze waren gelukkig. Althans, dat is wat een vierjarige daaruit kon opmaken. Iedereen was bezig en lachte vriendelijk, er huilde in ieder geval niemand. Ik kan niet zeggen dat ik mij er veel van herinner, enkel de mensen in het huis aan de overkant.

    Mijn vader had mij in het bedje gezet voor de openslaande deuren naar het balkon. Zogenaamd om mij koel te houden, in werkelijkheid om zijn handen vrij te maken. Het was de eerste keer dat ik bij de mensen aan de overkant naar binnen kon kijken. Verre kerkklokken luidden de tijd. Achter de oude dame op het balkon zat een man, ik ga er nu vanuit dat het haar echtgenoot was, aan de tafel voor een machine te tikken. Tot er een belletje pingde en na elke derde ping sprak hij zacht tegen de oude vrouw, zoals verliefde paartjes tegen elkaar spreken waarna zij weer verder ging waar zij mee bezig was.

    De dame stond op het kleine balkon dat met de achter gelegen kamer verbonden was door twee smalle, met lamellen afgedekte, deuren. Ze glimlachte vriendelijk naar mij en trok het koord door waar ze haar schone witte wasgoed aan ophing. Het koord was gespannen over de smalle steeg. Het was witte wasdag in de buurt, wat het effect had van een wasserij die enkel de witte was deed. De lichtgele muren en de bloembakken aan de balustrades van de balkons en het flinterdunne stukje blauw dat zichtbaar was tussen de twee daken zorgde voor een gekleurde omlijsting van het geheel. Ver beneden waren stemmen te horen van de toeristen die de stad verkende.

    Ik keek om naar mijn vader, die nog steeds bezig was met het openen van ramen en deuren, toen hij de kamer binnen kwam. De oude dame had zich terug getrokken uit de warme zon, die tussen de daken door nog net hun balkon bescheen. Haar man zat nog steeds te tikken en weer de ping. Opeens viel het mij op dat hij niet alleen was. Een kleine witte vogel zat op het blad van de tafel vlak bij hem en hield hem gezelschap terwijl zijn vrouw elders haar werkzaamheden voort zette. Af en toe pikte hij uit een schaaltje op de tafel een paar zaden, zonder de oude heer te storen. Met een klein sprongetje hipte hij verder in mijn zicht en staarde, zoals ik naar hem staarde, naar mij.

    Ik weet alleen nog dat ik mijn ogen niet van het beest kon afhouden, toen mijn vader mij uit het bedje pakte om wat te eten brulde ik alles bij elkaar en jaagde daarmee de vogel uit het beeld. Elke dag was het zelfde, de man aan zijn tafel tikkend en pingend, de dame met wasgoed in de weer en steeds de vogel die zich niet van de zijde van de man week. Op de derde dag zat ik weer voor de opengeslagen deuren naar het balkon toen de vogel weer naar voren hipte om mij te bekijken. Mijn ouders waren achter mij stil pratend hoorbaar vanuit een van de slaapvertrekken. De vogel sloeg zijn vleugels uit en streek neer op de rand van ons balkon. Nieuwsgierig draaide hij zijn witte kop van links naar rechts en draaide hem opzij, zoals een jonge hond doet als je tegen hem begint te spreken. Ik was bang, op de een of andere manier leek hij van dichtbij vele malen groter dan op de tafel bij de oude man. Zijn ogen waren goud geel, zijn bek grijs en de veren witter dan ik ooit had gezien. Het wasgoed van de dame leek grijs bij de heldere witte veren van de vogel. De oude man maakte een zacht geluidje tussen zijn tanden door en de vogel vloog terug. Geroepen door zijn baasje. Mijn moeder ging weg. Wat ik mij er nu van herinner zijn wij dat zij terug kwam wat gaan eten. Mijn beste gok is dat ze boodschappen ging doen, maar precies zou ik het ook niet weten.

    Het appartement was zo goed en zo kwaad als het ging door mijn moeder met de weinige spullen die we hadden gezellig gemaakt. Een thuis geworden. De houten meubeltjes die aanwezig waren stonden hier al jaren. Op de paar foto’s die ik heb zijn er twee houten stoelen bij het kleine tafeltje in de keuken. Hoe goed ik de foto’s ook bestudeer, er lijkt maar één fauteuil te staan en verder nog één enkele houten stoel zoals die ook in de keuken stonden. Verder alleen mijn bedje. Mijn moeder had mij geleerd dat de vogel sneeuwwit was. Sneeuwwit heeft alleen betekenis als je weet hoe wit sneeuw is, andersom werkt het eigenlijk niet.

    De volgende morgen waren mijn vader en moeder bezig. Ik zat weer vol verwondering naar de man en zijn vogel te kijken toen ik hem zag wegvliegen. Ik probeerde hem te volgen maar de ruimte tussen de daken was te smal om hem te zien. De oude man had niets gemerkt en bleef rustig door tikken. Even stopte hij, ik dacht dat hij het zou zien. Zijn vogel, het trouwe beest dat altijd bij hem bleef was zomaar weg gevlogen. Hij humde een paar onduidelijke noten en tikte vervolgens verder alsof er niets veranderd was. Ik probeerde hem duidelijk te maken dat de vogel weg was, zomaar alles achter zich had gelaten en niet meer terug zou komen. Een droeve stem sneed door de stilstaande lucht een zacht getokkel van een mandoline vulde zijn stem aan. Droef voor de vogel, neerslachtig voor de oude man die nog niet had gezien wat hem was ontglipt.

    Fladderende vlerken klonken van boven mij. Mijn kleine jongens ogen opende zich zo ver ik ze kon openen. Hij is terug, dacht ik. Hij is er weer, de sneeuwwitte vogel. Maar er kwam geen vogel in het zicht. Beteuterd ging ik zitten, het belletje van de oude man pingde en zacht begon hij voor te lezen. Ik kon hem niet verstaan. Misschien ging het over de vogel die was weg gevlogen, misschien over de mevrouw. Terwijl haar man de zinnen las kwam zij het balkon opgelopen de was weer binnen halend. Met twee volle armen was verdween ze weer van het balkon, maar niet voor zij een glimlach en een klein handgebaar naar mij had gemaakt. Ik hief mijn hand naar de lucht, de vogel! Begrijp me dan de vogel is weg!

    Ik had mij naar onze kamer gedraaid. Niemand wilde naar mij luisteren en niemand begreep mij. Ik zat met mijn kleine, grijsbruine beertje te spelen. En daar was hij opeens op de rand van mijn bedje, en hip, op het harde matras. Een kleine hip bij mijn tenen. Ik leunde achteruit, ik vond hem mooi maar dit was wel heel dichtbij. De oude man was gestopt met schrijven en stond op zijn balkon te kijken. Wat hij zei verstond ik niet, zijn handgebaren wel. Aai hem maar. Langzaam stak ik mijn hand uit naar de vogel. Sneeuwwit, zei ik tegen mijzelf, sneeuw wit. Voorzichtig streek ik mijn vingers langs de kop van de witte vogel, hij sloot zijn ogen zoals een kat ook doet als je hem aanhaalt. Toen hipte hij op mijn schouder, naar mijn hoofd, naar de rand van mijn bed en met een paar vleugelslagen van mijn bed naar de schouder van de oude man. Hij glimlachte naar mij, en de vogel kraaide.

     

    Ben zo terug –Bart

  • Zes woorden verhaal

    Naar aanleiding van het zes woorden verhaal van Ernest Hemingway:

    sixwordstory

    Is dit mijn poging speciaal voor vandaag:

    977a8138c2f508aa4c0bcda612c0a1bf.jpg

    Prins zoekt: Wit paard voor Valentijnsdag

     

    Ben zo terug – Bart

  • Herkenbaar?!

    Als ik opsta, mijn lichaam probeer in balans te krijge, komt het snot in golven uit mijn neus. Ik sleep mijzelf naar de keuken om mijn te verwarmen met een kop thee. Het koude zweet maakt me plakkerig. Ik heb al twee keer onder de douche gestaan vandaag maar niets helpt. Ik laat mij als een zak aardappelen op een stoel aan de tafel zakken. De gewrichten lijken die van een oude man, krakend en haperend en vooral pijnlijk. Terwijl het water in de waterkoker tergend langzaam tot het kookpunt stijgt, open ik met alle moed die ik bij elkaar kan rapen mijn laptop. Een verhaal? Iets? Naast de tafel een prullenbak met vol-gesnoten zakdoekjes. Wollige gedachten door de overvolle bijholten en mijn neus die een oneindige voorraad snot in zich lijkt te dragen. Een verhaal. Korte gedachte, ideetjes en plannen voor grote verhalen lijken allemaal te verdwalen in de slijmerige groene griebels. Mijn vingers stamelen zoals de gedachten in mijn hoofd. Mijn hoofd en grote duim werken op dit moment niet erg samen. Na elke zin lijken er alleen maar wat verloren woorden op het verlichte scherm te staan. De cursor knippert aanmoedigend, nogmaals probeer ik een volgende zin. Mijn keel lijkt te verkrampen, terwijl ik het gevoel krijg dat iemand met een donsveertje langs de binnenkant van mijn keelgat strijkt. Een onbedaarlijke rokershoest forceert zich door mijn luchtpijp waarbij het lijkt alsof mijn longen mee naar buiten komen. Als ik weer bedaard ben probeer ik mijn waterige ogen te focussen op wat ik geschreven heb. Volkomen ruk is het! Wie kan er nou nadenken met zoveel snot in zijn kop? De waterkoker is inmiddels klaar. Ik hijs mijzelf van de stoel en zet een wankele stap richting aanrecht. Als ik mijn thee heb ingeschonken kijk ik nog één keer naar mijn laptop, die al op slaapstand is gegaan en besluit tot hetzelfde. Met de thee in mijn hand begeef ik mij, onvast, terug naar m’n bed. Genoeg verhalen! Genoeg voor later, eerst maar eens beter worden.

     

    Ben zo terug – Bart

  • Mijn opa was een schrijver…

    … Ik ken mijn opa eigenlijk alleen maar van de verhalen die andere over hem vertellen. De enige echte herinnering die ik van hem heb speelt op een zomer namiddag. Ik was bij hem. Of mijn ouders wel of niet bij hem thuis waren weet ik eigenlijk niet. Wat ik nog wel weet is dat we zijn gaan wandelen. Uit de verhalen van mijn ouders en de mensen die hem goed kende, weet ik dat hij dit vaak deed. Ik, moet een jaar of zes zijn geweest of misschien iets jonger…
    Wij liepen door een laan die van zijn huis naar een kleine dijk leidde en daar stopte alsof er niets meer was na dat punt. De bomen vormden een overkapping over de smalle weg waardoor er maar op sommige plaatsen zonlicht doordrong. Tot ongeveer halverwege waar een natuurlijke boog in de bomen was ontstaan.

    ‘Waar komen uw verhalen vandaan?’ vroeg ik, terwijl hij het voortouw nam en van het asfalt af het zand in stapte. Even keek hij over zijn schouder met zijn grote curieuze ogen naar mij.
    ‘Hoe bedoel je dat?’ vroeg hij terwijl hij zich volledig naar mij omdraaide. ‘Ik snap niet precies wat je bedoeld? Wil je, bijvoorbeeld, weten hoe ik mijn verhalen verzin?’ Ik knikte. Hij pakte mijn hand en samen liepen we verder over het kronkelende zandpad.
    ‘Het best kan ik het beschrijven…’ zijn stem stopte alsof er een nieuwe gedachte hem had overmeesterd. ‘Misschien is het handig als ik je vertel over…’ En weer een nieuwe gedachte.
    ‘Sommige verhalen worden niet vertelt, je kunt ze zien.’ Begon hij opnieuw. ‘Je kunt ze zien in de ogen van een vreemdeling die je tegen komt of in een vlek op het meubelstuk van een huis, de gebroken ruit in een oude schuur. Al deze dingen worden niet geschreven of je kunt ze waarnemen. Je kunt ze zien.’ Hij keek naar mij om te zien of ik het begreep. ‘Kijk zie je die boom daar? Die boom is krom. Een boom die krom is groeit krom omdat daar een reden voor is.’ Hij draaide zijn hoofd naar mij en zei. ‘Snap je? Die boom is zo gegroeid omdat er een grote tak is afgezaagd.’ Een warme windvlaag blies door mijn haren. ‘Neem nou de gebroken ruit. Die is niet uit zich zelf kapot gegaan. Hoe zou dat gebeurd kunnen zijn?’ Met bemoedigende ogen kijk hij naar mij. Ik aarzelde.

    ‘Er is iets tegen aan gevallen?’
    ‘Ja, dat zou zomaar kunnen. Wat is er tegen aan gevallen? Hoe is dat gebeurd?’
    ‘Uhm… er is een bezem tegen aangevallen!’ Ik zei het met zoveel autoriteit als ik op kon brengen. ‘En die is gevallen omdat die werd tegen gehouden door een fiets.’
    ‘Precies.’ Ik moet hem hebben aangekeken met een blik die zei: ik ken nu de uitkomst van een som maar weet niet hoe ik aan het antwoord ben gekomen. ‘Allen dat is niet echt een spannend verhaal’ zei hij opkijkend van het zandpad. ‘Het is spannender om te kijken naar een kapotte ruit en te bedenken wat voor spannends is daar gebeurd?’ met zijn ogen op mij gericht zei hij. ‘Toch?’
    ‘Ja’ Zei ik vol overtuiging ‘veel spannender.’
    ‘Twee kleine jongens, niet veel ouder dan jij, speelde altijd naast de schuur.’ Met grote ogen keek ik naar mij opa. ‘Alleen mochten zij daar niet spelen van de boer van wie de schuur was. Op een dag werd de boer zo boos dat de jongens daar weer aan het spelen waren dat hij ze achterna kwam met een bezem.’
    ‘Hoe brak de ruit dan?’ vroeg ik.
    ‘De twee jongens besloten de boer een beetje te pesten. Daarom zochten ze kleine steentjes die ze om beurten tegen de ruit aan gooiden en telkens als de boer kwam kijken verstopte ze zich. Maar bij het laatste steentje dat de jongens gooiden brak de ruit. De jongens waren erg geschrokken en waren zelf naar de boer gegaan om hem te vertellen wat er gebeurd was. Omdat ze dat gedaan hadden was de boer niet boos geworden en had gezegd dat ze het niet meer mochten doen.’ Mijn opa keek mij aan en zei. ‘Dat is een veel spannender verhaal toch?’
    ‘Ja veel beter.’

    Wij waren bijna bij de oude eendenkooi waar hij altijd een rondje rond de vijver liep.
    ‘En de andere verhalen dan?’ Wij zetten de laatste stappen in het, met wilde bloemen gevulde, open veld.
    ‘Andere verhalen worden vertelt door een stem achter je in een brein. Op een terras in de warmte van de zon. Over dingen die je wenst, waar je jezelf in kunt verliezen. Zoals sprookjes met heksen en draken.’ Wij stapten de eendenkooi, omringd door hoge bomen, binnen. ‘En weer andere verhalen worden vertelt door je hersenen.’ Er waren niet zoveel eendjes, maar de schaduw maakt het er heerlijk koel. ‘Wanneer je ogen vallen op een situatie die je herkent of een beeld waarin je jezelf ooit bevonden heb. De verhalen die je leeft. De verhalen die beleeft…’ Zijn stem viel stil.

    Voor mijn gevoel is dat alles. Er is, zo ver ik mij kan herinneren, nergens meer over gesproken. Maar ik kan mij bijna niet voorstellen dat er geen enkel woord meer gesproken is op die weg terug naar zijn kleine huisje. Dat voor mijn gevoel aan de rand van de wereld lag.

    Ben zo terug – Bart

  • Ben Zo Terug!