Categorie: Gedichten

  • Een wandeling (door poëzie)

    Soms ga ik op een wandeling. De speren van zomergras zie ik dan. Zij ontwaken opnieuw uit de grond. Geprikt door korenaren volg ik mijn weg door de lichtgroene wei. En… als de zomer de mens wil verraden, gooit zij met snijdende wind en scherpe regens. Voorzichtige stappen zet ik tussen “Het bloemenpuin”. Wat de zon en de aarde eerst samen maakten, verscheuren de wind en de regen.

    De avond nadert, opnieuw loop ik verder. Op pad in het zomers avondvondblauw. Tussen de jonge bladeren door, een open plek en beschutting; waar ik een zee van dansende narcissen zag. Waar boven, In de hemel, violet gekleurde wolken.

     Verder loop ik verder… en nooit kom ik thuis. Door parken en woestijnen en bloemen van het kwaad. Tot het eind van september en bladen van gras. Door de gedichten… in memoriam mijzelf.

    Ver boven vijvers uit en ver boven de dalen,
    Ver boven het bos en oceanen….
    Zit ik dan, voor het raam. Door zusters en broeders verlaten. Die mij hier voor eeuwig laten, én gaan. Dan droom ik van een wandeling.
    Dan droom ik mijn weg via woorden en talen en laat ik mijn rolstoel hier staan. Door wonderlijk najaar,  mijn ravenzwart haar geraakt door premature vorst.
    Pas als de laatste klanken mijn lippen verlaten en de stilte valt.
    Pas dán ben ik weer terug.

     Ben zo terug – Bart

     

    Leaves of Grass van Walt Whitman
    Gevoel van Arthur Rimbaud vertaling Paul Claes
    In Memoriam Mijzelf van J. Slauerhoff
    Bloemen van het Kwaad van Charles Baudelaire vertaling Peter Verstegen
    Zo eenzaam als een wolk alleen van William Wordsworth vertaling Ivo van Strijtem
    Onweer in het Moeras van M. Vasalis
    End of September van Sándor Petöfi eng. vertaling George Szirtes

     

  • 6 januari 1988 en het nu

     

    ‘Toen we gebeld werden was David al verdwenen. Hij was in een kunstmatig coma gebracht. De artsen waren bezorgt over het hoofdletsel en wat de gevolgen zouden kunnen zijn. Om hem te helpen genezen werd hij onder zeil gehouden. David heeft het nog twee weken vol gehouden. Ik ben tijdens zijn verblijf in het ziekenhuis steeds bij hem geweest. Eén van de artsen vertelde mij dat het goede effecten bleek te hebben als de familie tegen een persoon in coma spreekt.
    In die twee weken heb ik alles wat ik altijd al had willen zeggen, met hem gedeeld. Voor ik ging slapen las ik verhalen en boeken voor. Mijn oudste broer, mijn ouders en ik bleven om beurten bij hem, om hem gezelschap te houden.

    Het moet een uur of negen zijn geweest zijn. Onze ouders waren een halfuur daarvoor naar huis gegaan. Voor het eerst in een paar weken leek het beter te gaan. Mark, mijn oudste broer, had een afspraak die hij niet nog een keer kon afzeggen. Voor die avond had ik een bundel gedichten mee genomen. Een telefoon ging over op de gang. Een verpleegster binnen kwam om te zeggen dat het voor mij was. Het waren mijn ouders, zij waren veilig thuis gekomen en dat zij de volgende dag om tien uur weer in het ziekenhuis zouden zijn. Ik sloeg het boekje open en begon voor te lezen.

    “Gevoel

    Ik zal op pad gaan in het zomers avondblauw,
    Geprikt door korenaren over dun gras lopen:
    Verdroomd zal ik mijn voeten drenken in de dauw
    En ik zal door de wind mijn haren laten dopen.*”

    Nog voor ik aan de tweede strofe kon beginnen begon alles te piepen. Een horde dokters en verpleegkundigen kwamen het kleine kamertje binnen hollen.’

    ‘Mevrouw, ik wil u niet onderbreken. Ik moet u vragen of u uw verhaal wilt focussen op wat er hier gebeurd is.’
    De jonge agent voor mij probeert mij gerust te stellen maar de dertig andere personen op de pont moeten, over het hele gebeuren, ook nog worden ondervraagt.
    ‘Ik stond achter op de pont, uit te kijken over het Ij richting de stad. De lichten van de stad verwijderden zich van mij, toen ik wat geschreeuw van de andere kant van de pont hoorde komen. Of ik nu dacht dat er iets over homoseksualiteit werd gezegd of dat het later was toen ik dichterbij kwam, weet ik eigenlijk niet meer. De man in het leren jack lag al op het dek van de pont toen ik het gehele beeld kon overzien. De man die over hem heen stond gebogen, begon hem in zijn gezicht te trappen. Ik probeerde hem bij de op het dek liggende man weg te krijgen. Gelukkig was ik niet de enige, die de twee die werden aangevallen, te hulp te schoten.’ Ik kon de tranen niet meer voor mijzelf houden. De gedachte aan mijn broer en de situatie waarin wij hem terug kregen, is mij altijd bij gebleven.
    ‘Mag ik u vragen? Wat is er met uw broer gebeurd?’ de agent kan zijn ogen niet van de grond krijgen op het moment dat hij het mij vraagt.
    ‘Hij is overleden aan zijn verwondingen, die hij in een zelfde situatie als vanavond zou moeten hebben gekregen.’
    ‘Het spijt mij mevrouw.’
    ‘Het is goed.’
    ‘Hoe eindigt het gedicht eigenlijk?’

    “Elk woord, elke gedachte zal me dan vergaan:
    Maar weidse liefde zal zich in mijn ziel verbreiden
    En als een vagebond zal ik ver, heel er gaan
    Door de Natuur – verblijd alsof een man me leidde.*”

    ‘Het is eigenlijk vrouw, in plaats van man. Maar voor mijn broertje mag een kleine aanpassing.’

    Ben zo terug – Bart

    *Arthur Rimbaud, Nederlandse vertaling Paul Claes

     

  • 50 woorden #2 + prozagedicht

    De oude dame

    Haar lange bruine jas valt open als zij gaat zitten. Het tasje omklemt zij met iets teveel kracht waardoor haar vingers wit zien. Haar rok omhelst haar schenen die naar haar bruin leren instappers leiden. Beide voeten staan met de precisie van een Chinese parade naast elkaar.

    De coupé (vrij naar afsluitdijk van M. Vasalis)

    De geest van de coupé spiegelt in de ramen. Een jongeman kijkt iets te scherp, probeert met zijn blik te doorgronden. Verder weg in de trein kijkt een gezicht om zich heen, een vrolijke lach. De lichten van het perron doen alles weer verdwijnen en terug in mijn warme stoel begint de trein opnieuw te rijden. En als opgeroepen, de geesten weer verschijnen. Heeft zijn blik een schijn van blijdschap als hij terug keert, om mij verder te bekijken.

    Ben zo terug – Bart

  • Gedichten #1

    Waterland
     
    De opgeworpen bescherming tegen zoute tranen
    De droogvallende vlakte, het waterland
    Het krijsen van vechtende meeuwen
    Vanaf deze bescherming kijk ik neer
    Met het weg ebbende water wil ik verdwijnen
    De bescherming tegen het zeer
     

     
    #11435
     
    Afwezigheid, een spel van dag en nacht
    door bladeren in schaduw en licht
    zoals ik daar zat en aan hem dacht
    mompel ik het twintigste gedicht
     
    het spreekt van liefde, passie, hartzeer
    een vergulde toekomst weggenomen
    volledig verlaten door mijn eer
    niet eerder zag ik een ander komen
     
    gespiegeld lichaam, het zelfde leven
    van ver zag ik hem naderen
    mooier dan de woorden die zijn geschreven
     
    applaus van regen op de bladeren
    voor de stille liefde bedreven
    een nieuwe moed stroomt door mijn aderen
     

     
    De Maan
     
    Een witte zon verlicht de nachtelijke hemel, een stad in beweging.
    Hij bleekt met zijn stralen het kleurige bestaan.
    Begeleid de nachtelijke brakers, en streelt de liefde die pas ontluikt.
    Hij beziet alles zonder gêne.
    Een geile verovering, dronken man, een verloren schoen.
    Zijn even beeld zou blozen bij het schijnen op deze wereld.
     

    Ben zo terug – Bart